v\ s t Vaststellen vergoedingen en voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven der bijzondere scholen voor g.l.o., v.g.l.o. en u.l.o. over de periode 1958 t/m 1962. Bijlage no. 206. Leeuwarden, 15 «juni 1964» Aan de Gemeenteraad. Ingevolge het bepaalde in artikel 105, derde lid, der Lager-onderwijs- wet 1920 stelt de Gemeenteraad om de vijf jaren vast het totaal van de aan de bijzondere schoolbesturen uitgekeerde vergoedingen ex. artikel 101 dier wet en het totaal van de voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven dezer besturen Aangezien zulks voor de laatste maal heeft plaats gehad over de periode van 1953 tot en met 1957» dient thans tot vaststelling van bedoelde bedragen over het tijdvak van 1958 tot en met 1962 te worden overgegaan. Indien het bedrag van de vergoedingen hoger is dan dat der uitgaven, stelt de Raad het verschil vast, hetwelk door de schoolbesturen onverwijld in de gemeentekas moet worden gestort. Voor het geval de voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven de vergoedingen overschrijden, stelt de Raad het bedrag vast, hetwelk mag worden bestreden uit de vergoedingen over het volgend en het daarop volgend vijfjarig tijdvak, per leerling evenwel beperkt tot ten hoogste het bedrag, waarmee bij het openbaar onderwijs de uitgaven per leerling de beschikbaar gestelde bedragen hebben overschreden. In het vijfjaarlijkse tijdvak van 1958 tot en met 1962 is voor het open baar lager onderwijs per leerling meer uitgegeven dan beschikbaar gesteld: a. voor het gewoon lager onderwijs 11,50; b. voor het voortgezet gewoon lager onderwijs 11,84; c. voor het uitgebreid lager onderwijs 12,03; d. voor het uitgebreid lager onderwijs, zonder de kosten van instandhouding 9,13. Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M.van der Meulen Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 362