Wij stellen U voor overeenkomstig bijgaand, door de Commissie voor
de etrafverordeningen aan ons voorgelegd concept, over te gaan tot wijzi
ging van de Bouwverordening voor het stadsgebied. De Commissie voor
Openbare Werken kan zich met dit voorstel verenigen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Heulen Burgemeester.
de Jong Secretaris.
Verzonden 11 februari 1964.
No. 2026.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 febru
ari 1964 (bijlage no. 57);
A.
vast te stellen de volgende VERORDENING tot wijziging van de Bouw
verordening voor het stadsgebied.
Artikel I.
Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:
Het eerste lid komt te luiden:
Elke woning moet voorzien zijn van:
a. een volkomen waterdichte leiding tot afvoer van spoelwater
(menagewater), voorzien van een gootsteen en stankvrije kolk;
b. een volkomen waterdichte leiding tot afvoer van fecaliën, in
de door Burgemeester en Wethouders aangewezen gebieden uitlopend
in een openbaar riool en in het overige gebied uitlopend in een
beerput met overstortinrichting, overeenkomstig het bepaalde in
de artikelen 58 tot en met 62, dan wel, zulks ter beoordeling
van Burgemeester en Wethouders, in een openbaar riool;
c. een gelegenheid tot voldoende afvoer van hemelwater door middel
van goten en tot de grond reikende buizen, ondergronds aange
sloten aan een openbaar riool.
Het derde tot en met het zesde lid komen te luiden:
3. De in het eerste lid genoemde leidingen zomede de afvoerleiding
van het uit de beerput overvloeiende water moeten, voor zoveel
daarvoor in de artikelen 59 en 63 geen nadere voorschriften zijn
gegeven, wat ligging, afmeting, samenstelling en verval betreft,
geheel gemaakt worden ten genoegen van Burgemeester en Wethou
ders en worden van Gemeentewege op kosten van de eigenaar van de
woning aan het gemeentelijk of een ander openbaar riool, zulks
ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, aangesloten.
De in het eerste lid onder b bedoelde leiding tot afvoer van
fecaliën uitlopend in een openbaar riool moet voorts voldoen
aan de eisen, in artikel 59> elfde tot en met vijftiende lid,
gesteld aan de aanvoorleiding naar een beerput.
4. V/aar geen gemeentelijk riool aanwezig is, en, naar het oordeel
van Burgemeester en Wethouders, een goede verwijdering van
fecaliën, hemelwater, spoel- en ander afvalwater door lozing
op een openbaar water is te verkrijgen, moeten de in het derde
lid bedoelde leidingen daarop afwateren, mits steeds beneden
Pries Zomerpcil en met inachtneming van de te dien aanzien door
Burgemeester en Wethouders te stellen nadere eisen.
5. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het
bepaalde in het eerste lid vrijstelling verlenen. Alsdan gelden
de door hen te stellen nadere eisen.
6. Het is verboden fecaliën te lozen en privaten te doen uitlopen
in het op grond van het bepaalde in het eerste lid aangewezen