No, 2682.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 24 febru
ari 1964 (bijlage no. 61);
BESLUIT
I. aan te kopen van H.T. Rooze en van diens echtgenote P. Vaartjes,
beiden alhier, de woning, plaatselijk bekend IJsbaandwarsstraat 7,
met bijbehorende grond en erf, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den, sectie E, nummer 3533, groot 49 centiare voor een koopsom
van 800,-- en voorts onder de volgende bedingen:
1de grond wordt overgedragen met alles wat daarop of daarin
aanwezig is en met alle daarop rustende erfdienstbaarheden en
lasten en daaraan verbonden rechten, doch vrij van huur en
hypotheek
2. de levering en de betaling geschieden op de dag van het ver
lijden van de akte van overdracht;
3. van de levering af komen alle zakelijke lasten en belastingen,
welke van het over te dragen perceel met opstal geheven worden,
voor rekening van de gemeente Leeuwarden;
4. de verkopers zijn tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot
die wegens uitwinning;
5* partijen doen afstand, van het recht tot het vragen van ontbin
ding, als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlij
Wetboek
6. de kosten van overdracht komen voor rekening van de gemeente
Leeuwarden;
II. het onder I bedoelde perceel onder te brengen in het Woningbedrijf.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris,
Wijziging Bijdrageregeling Krotopruiming.
Bijlage no. 62. Leeuwarden, 24 februari 1964-
Aan de Gemeenteraad.
Bij besluit van 27 juni 1962no. 7769» stelde Uw Raad de Bijdrage
regeling Krotopruiming vast. Op grond van deze regeling kunnen aan be
woners van krotwoningen bij het verlaten van het krot verschillende uit
keringen gedaan worden.
De verordening heeft tot dusver goed voldaan. Tot 1 januari 1964
waren in totaal 61 bijdragen toegekend tot een totaalbedrag van
22.437,92. Ook de aan de verordening gekoppelde premiespaarregeling is
na een aarzelend begin goed op gang gekomen.
Toch zijn in de praktijk enkele onvolkomenheden gebleken, welke
slechts door wijziging van de verordening zijn op te heffen. De voor
naamste daarvan is de bepaling, dat gezinnen, die bij het betrekken van
het krot niet aan de toen geldende woonruimtenormen voldeden, niet voor
premie in aanmerking komen. Deze bepaling werkt in zoverre onbillijk, dat
aan gezinnen, die al jarenlang in een krot wonen, formeel niet een bij
drage kan v/orden toegekend, terwijl echtelieden, die gezamenlijk een ge
lijke of soms zelfs lagere leeftijd hebben bereikt en korter het krot be
wonen, wel een uitkering kunnen ontvangen. Het onbevredigende effect
wordt nog versterkt doordat de woonruimtenorm inmiddels verlaagd is.
Door gebruikmaking van onze bevoegdheid om in bijzondere gevallen van de
regeling af te wijken hebben wij dergelijke onbillijkheden voorkomen, maar
met het oog op de rechtszekerheid is het wenselijk de desbetreffende be
paling te wijzigen. Wij stellen U dan ook voor artikel 4» sub b, van de
verordening zodanig te wijzigen, dat een krotbewoner in aanmerking komt
voor de krotopruimingsbijdrage wanneer zijn gezin één jaar voor de datum
van ontruiming van het krot aan de woonruimtenormen voldeed.
Een ander punt, dat o.i. wijziging behoeft, is de verhoging van het
maximum van de uit te keren spaarpremie tot 200,--. Dit is nodig om deel
nemers aan de spaarregeling, die langer in hun woning blijven dan bij
de aanvang van de deelneming aan de spaarregeling werd gedacht, de ge
legenheid te bieden om door te blijven sparen. (De wijziging houdt in, dat
men tot 400,-- premieerbaar kan sparen d.w.z. bij een spaarbedrag van
10,-- per maand dus gedurende ruim drie jaar).
Tevens verdient het aanbeveling met het oog op de recente loonont
wikkelingen de inkomensgrens, waarboven geen tegemoetkoming wegens duurder
wonen of spaarpremie wordt toegekend, te verhogen. Ter voorkoming van
telkens noodzakelijke aanpassing komt het ons redelijk voor als bedoelde
inkomensgrens de loongrens, welke geldt voor de toepassing van het
Ziekenfondsenbesluitaan te houden.
Overigens zouden wij gaarne enige redactionele wijzigingen aange
bracht willen zien, o.m. in artikel 6 lid 2, waardoor het bij een lage
tegemoetkoming in de kosten van duurder wonen mogelijk wordt deze in
minder dan vier termijnen uit te betalen.
Het komt ons met het oog op de praktische hanteerbaarheid wenselijk
voor de tekst van de verordening in zijn geheel op nieuw vast te stellen
als aangegeven in bijgaand concept. Daar wij er van overtuigd zijn, dat
de uit de voorgestelde wijzigingen voortvloeiende hogere uitgaven bestre
den zullen kunnen worden uit de te verwachten rijkspremies op grond van
de Ministeriële Beschikking krotopruimingspremie van 4 januari 1962