Beheer Sport- en Recreatievoorzieningen.
Bijlage no. 310Leeuwarden, 24 september 1964
Aan de Gemeenteraad.
Op 24 juni 1959 besloot Uw Raad in het leven te roepen de Leeuwarder
Sportstichting. Het doel van die stichting werd omschreven als volgt:
"de behartiging van de gemeentelijke taak ter bevordering van:
a. de goede lichamelijke ontwikkeling van de Leeuwarder bevolking;
b. het handhaven van de resultaten dier ontwikkeling".
In de praktijk vormt het beheer van de gemeentelijke sportterreinen
en het voorbereiden van voorzieningen ten aanzien daarvan een belangrijk
deel van de taak van de stichting.
Wij hebben in de hierna omschreven omstandigheden aanleiding gevonden
onder ogen te zien, of de situatie ten aanzien van het beheer van objecten
voor sport en recreatie, zoals die nu is, bevredigend is en met name hoe
in de komende jaren de ontwikkeling zal moeten zijn.
Naast wat de Sportstichting ten deze thans doet, komen er andere
gemeentelijke taken cp, die op hetzelfde terrein liggen of in elk geval
daar dicht bij. Ten dele vallen zij misschien onder de bovenweergegeven
doelomschrijving, ten dele echter ook daarbuiten of in elk geval in het
grensgebied. Wij denken daarbij niet aan het beheer van de sportparken,
die in uitvoering of in voorbereiding zijn, dan wel nog in voorbereiding
moeten worden genomen, maar aan dat van de zwembaden bij de Kleine
Wielen en in 't Nijlan en van het recreatiegebied De Kleine Wielen (met
o.a. een camping) enz. Men kan stellen, dat ook deze voorzieningen er toe
strekken om de goede lichamelijke ontwikkeling van de Leeuwarder bevolking
te bevorderen, doch het is toch wel zeer de vraag, of het bij de oprich
ting van de stichting wel de bedoeling is geweest ook dergelijke objecten
bij de stichting in beheer te geven. In elk geval zou dan nagegaan moeten
worden, of de samenstelling van het bestuur met deze taken wel rekening
houdt, of uitbreiding daarvan nodig zou zijn met deskundigen op het ge
bied van de zwemsport en van de passieve recreatie, of daarin vertegen
woordigers van zwemclubs zouden moeten worden opgenomen, enzovoorts.
Bovendien dringt zich de vraag op, of bij toevoeging van nieuwe taken
van degenen, die leiding aan dit werk geven, niet te veel (o.m. tijd)
wordt gevergd.
Artikel 4 van de stichtingsstatuten bepaalt, dat Uw Raad de objecten
aanwijst, die bij de stichting in beheer worden gebracht. Het zou dus
denkbaar zijn, dat de bovengenoemde nieuwe objecten buiten de werkkring
van de stichting werden gehouden. Dan dreigt evenwel het gevaar van ver
brokkeling van de werkzaamheden op het gebied van de (actieve en passieve)
recreatie en van het ontstaan van doublures, waarmee de efficiëncy niet
wordt gediend.
Gelet op het vorenstaande kan men ook in overweging nemen de organi
satie van net beheer van voorzieningen op het terrein van de sport en de
recreatie geheel opnieuw te bezien. Er zijn n.l. nog wel enkele factoren,
die aanleiding geven tot de vraag, of de huidige constructie nog wel in
alle opzichten zo'n gelukkige is.
In de eerste plaats doet zich steeds de moeilijkheid voelen, dat de
stichting geen eigen personeel heeft. De op de verschillende sportterreinen
werkzame terreinknechten behoren tot het personeel van de dienst van
Openbare V/erken en zijn aan het stichtingsbestuur ter beschikking gesteld.
Een dergelijke terbescxiikkingstelling van personeel van diensten en be
drijven kan gemakkelijk tot strubbelingen leiden. Als er nu ook nog perso
neel nodig is voor de exploitatie van zwembaden en mogelijk van een
kunstijsbaan wordt dit probleem nog aanzienlijk omvangrijker. Daar komt
nog bij, dat detachering van onder de Pensioenwet vallende ambtenaren van