gevallen, waarin men voorheen de stichtingsvorm - die altijd nog meer "be zwaren meebrengt - geneigd zou zijn te kiezen of zelfs heeft gekozen, leze gedachtengang lag mede ten grondslag aan hetgeen wij ten aanzien van de inschakeling van commissies bij de uitvoering van de taken van de dienst voor Sport en Recreatie in ons voorstel van 11 januari 1965 (bijlage no. 20) tot opheffing van de Leeuwarder Sportstichting stelden. Een enkele voorzichtige proef zou er na enige tijd toe kunnen leiden in ruimer verband de mogelijkheden om de burgerij bij bestuurstaken te betrekken nader onder ogen te zien. Hier liggen zeker kansen om de afstand tussen bestuur en bestuurden te verkleinen, althans niet groter te doen worden. Bovendien kan een dergelijke ontwikkeling het vlak van de bestuurs organen en -functionarissen verbreden, hetgeen de bij de groei van de Gemeente toenemende kans op overbelasting van de leden van ons College kan verkleinen. V/ij zijn dan ook voornemens om, indien daartoe gerede aanleiding be staat, te bevorderen, dat van de nieuwe vormen (met de nodige voorzichtig heid en voorshands bij wijze van proef) gebruik wordt gemaakt. Wij hebben ons daarnaast echter afgevraagd, of het niet mogelijk en wenselijk is van de van ouds bestaande vormen een intensiever gebruik te maken dan tot nu toe het geval is. Daarbij denken wij aan de inschakeling van de commissies van bijstand (voortaan commissies van advies en bijstand) bij de gemeentelijke taken. Wij zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat het in het algemeen wel aanbeveling verdient de werkwijze enigermate te wijzigen en de commissies meer nog dan tot nu toe ook te betrekken in belangrijke zaken, die nog in een vroeg stadium van voorbereiding verkeren. Vanzelfsprekend zal een dergelijke praktijk geleidelijk moeten groeien, maar wij stellen ons voor, dat het aldus mogelijk wordt, dat de commissies niet volstaan met een wel- of niet-akkoordverklaring met een concept raadsvoorstel, doch de gelegenheid hebben een beredeneerd en gemotiveerd advies aan ons College uit te brengen, waarmee wij bij de verdere voorbe reiding ons nut kunnen doen. Hoewel wij ons niet ontveinzen, dat een en ander niet in alle gevallen dadelijk geheel zonder moeilijkheden realiseer baar zal blijken (wij denken hierbij aan de mogelijkheid van onverantwoord tijdverlies e.d.), zien wij in een optimale inschakeling van dergelijke commissies toch op verschillende punten winst. Wel moeten wij meteen hieraan toevoegen, dat tegenover de mogelijk heid voor raadsleden om meer dan tot nu toe inzicht te verkrijgen in de kwesties, waarover zij moeten meebeslissen, een groter offer aan tijd en aandacht zal moeten worden gevraagd. Commissievergaderingen zullen in onze gedachtengang regelmatig moeten plaats hebben en langer duren. Andere punten, die Uw aandacht vragen zijn, of de werkkring van de bestaande commissies van bijstand nog wel up to date is en of het aantal van die commissies moet worden uitgebreid. Zoals uit de opsomming onder II, A 1e, sub 2, blijkt,zijn de tegen woordige feitelijke taak en de in de praktijk thans gebezigde benaming voor enkele commissies niet helemaal meer in overeenstemming met de inhoud van de verordeningen, waarop zij steunen. Het is wel wenselijk deze zaak formeel in orde te maken. Voor wat betreft de mogelijkheden om de feitelijke situatie ook ver andering te doen ondergaan, merken wij het volgende oj 1e. Het zou denkbaar zijn de Commissie Openbare Werker ook een taak te geven ten aanzien van belangrijke of principiële zaken op het gebied van de Volkshuisvesting en de eigendomsverwerving e.d. 2e. Nu de kleuterscholen ook onder een wettelijke regeling vallen, is er geen motief meer om voor deze tak van onderwijs wel en voor alle andere soorten onderwijs geen Commissie van (advies en) bijstand te hebben. De commissie voor de kleuterscholen, die eigenlijk nog altijd is de "Commissie voor de gemeentelijke bewaarscholen", kan onzes inziens dan ook vervallen. Aangezien wij bezig zijn ons te bezinnen op de toekomstige organisatie van de gemeentelijke bemoeienis met het onderwijs, verdient het op dit ogenblik naar ons oordeel geen aanbe veling over te gaan tot instelling van een commissie van advies en bijstand voor het onderwijs (onderwijscommissie), hoewel wij op zich zelf, als wij denken aan tal van algemene onderwijsproblemen, voor een dergelijke commissie wel een taak aanwezig achten. 3e. De vraag is gerezen, of het wenselijk is in de plaats van de Commissie Strafverordeningen (voorbereidingscommissie) weer een commissie met een soortgelijke taak (zij het dan als commissie van advies en bij stand) eventueel met een ruimere taak in het leven te roepen. In be ginsel zouden wij ons kunnen voorstellen, dat Uw Raad wel ruimte aan wezig zou achten voor een dergelijke commissie. Ir dat geval zou er wat voor te zeggen kunnen zijn deze niet uitsluitend uit leden van Uw Raad te doen bestaan, doch daarin ook een plaats of enkele plaatsen te bestemmen voor (een) deskundige(n) uit de burgerij. 4e, De vraag zou kunnen opkomen, of er behoefte bestaat aan een commissie van advies en bijstand voor personeelszaken. Wij menen evenwel, dat er naast de commissie voor georganiseerd overleg, waarin ook raadsleden zitting hebben, weinig reden van bestaan voor een zodanige commissie is. Daarbij hebben wij ook overwogen, dat het mogelijk - en o.i. ook wenselijk - is verschillende personeelszaken (b.v. bepaalde benoe mingen bij bedrijven enz.) voor te leggen aan de daarvoor in aanmer king komende commissie van advies en bijstand (dus die welker taak zich uitstrekt tot de zaken van het desbetreffende bedrijf). 5e. Voorts zou aan de orde kunnen komen de vraag, of het aanbeveling ver dient commissies van advies en bijstand in het leven te roepen voo" die diensten en bedrijven, waarvoor nu niet een dergelijke commissie bestaat: Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst, Woningbe drijf. Momenteel lijkt ons de behoefte hieraan niet groot. Naar onze verwachting zal er zeker aanleiding bestaan om voer wat de Geneeskun dige- en Gezondheidsdienst betreft deze vraag onder ogen te zien zodra het nieuwe stadsziekenhuis en het gemeentelijk verpleegtehuis gereed zullen zijn. Voor het Woningbedrijf achten wij een dergelijke commis sie stellig op haar plaats bij uitbreiding van het gemeentelijk woningbezit 6e. De toeneming van het aantal verkeersproblemen en het ingewikkelder worden daarvan kunnen naar ons gevoelen op een bepaald tijdstip de wenselijkheid doen ontstaan om een "Verkeerscommissie" in het leven te roepen. 7e. Tenslotte zou kunnen worden overwogen, of niet een of meer van de onder II, sub B, vermelde, min of meer buitenwettelijke commissies in het nieuwe wettelijke raam kunnen worden ingepast: Ad a en b: De in bovenbedoelde opsomming onder a en b genoemde commissies (Cultureel Fonds en M.K.C.) zijn geconstrueerd als adviescommissies voor ons College. Nu ziet artikel 62, eerste lid, van de wet waarschijnlijk (althans volgens de wetshistorieop tijdelijke commissies. Als zedanig zijn deze beide commissies niet bedoeld. Daarop letterde en op de taak, die zij vervullen, zouden wij er ook voor kunnen voelen, dat deze commissies door Uw Raad werden ingesteld als commissies van advie; en bijstand. Dat is, nu de leden van een dergelijke commissie geen raadslid meer behoeven te zijn, thans mogelijk. Ad cDe Commissie Uitvoering Ventverordening hoeft eveneens een advise rende taak en is eveneens permanent. Dok hier zou omzetting in een com missie van advies en bijstand wel denkbaar zijn. Gezien de beperkte taak en gelet op het feit, dat deze commissie in ieder geval in een verordening haar grondslag vindt, menen wij, dat de bestaande siti.atie gehandhaafd kan worden. Ad dDe Beurs- en Waagcommissie is blijkens haar taakomschrijving al min of meer een buitenwettelijke commissie van advies en bijstand, die zelfs een uitvoerende taak kan hebben en daardoor ook al enigszins als een beheerscommissie is aan te merken. Het komt ons wel wenselijk voor deze commissie bij gelegenheid opnieuw te reglementeren overeenkomstig de thans geopende mogelijkheden. Dit zou dan een "echte" commissie van advies en bijstand voor de Beurs kunnen worden, misschien ook nog met bepaalde bevoegdheden van ons College belast.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1965 | | pagina 161