14 De heer Weide: Dit had ik wel verwacht, maar ik geloof toch niet, dat het vanavond de tijd is om hier nog uitvoeriger over te discussiëren. Ik geloof, dat wij in het komende voorjaar dit punt. zij het dan in een andere vorm, wel weer aan de orde zullen krijgen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 391). De heer Visser: Betreffende de onderhandse aanbe steding, zou ik dit willen zeggen. Wanneer het College voornemens is van de diensten van dezelfde bouwonder. neming gebuik te maken, dan heb ik daar op zich zelf niets op tegen. Wanneer de Gemeente op een ge. geven moment b.v. echter over twee rijksgoedkeurin gen zou beschikken, rijst bij mij de vraag, of deze zelfde bouwondernemer in staat is deze plannen tege lijkertijd uit te voeren. Ik ben van mening, dat die gelijkheid wel noodzakelijk is, gezien het streven van het Gemeentebestuur om te komen tot een versnelde scholenbouw. De heer Spiekhout: Ik vind dit een mooi plan. Het is hier wel op z'n plaats, om mijn voldoening uit te spreken over de wijze waarop in deze wijk de scholen bouw ter hand wordt genomen. Ik ben het geheel met het College eens, om via onderhandse aanbestedingen deze scholenbouw zo efficiënt mogelijk te laten uit voeren. De heer Tiekstra (weth.)De kern van het beleid met betrekking tot de bouw van scholen is geweest, de werking van het repetitie-effect, door gebruik te maken van zo veel mogelijk gelijksoortige plannen. Dit betreft dan uitsluitend op het ogenblik de g.l.o.-Sector. Het gebruik maken van de diensten van een aanne mersbedrijf, dat met het bouwen van dit type scholen ervaring heeft opgedaan, is bijzonder plezierig. Wij prijzen ons gelukkig, dat er in Leeuwarden een zo danig bedrijf is. Dit impliceert, dacht ik, dat voor dit onderdeel ook waarschijnlijk hoofdzakelijk van de diensten van dit aannemersbedrijf gebruik zal worden gemaakt. Dat betekent voorts, dat bij mijn weten dit bedrijf ook in staat is, twee scholen tegelijkertijd te bouwen. De heer Heidinga stemt daar onmiddellijk mee in. Ik heb mij dus echt van deskundige bijstand ver zekerd. Ik ben de heer Spiekhout erkentelijk voor zijn opmerking. Ik geloof, dat ik er aan toe moet voegen, dat voor een ander soort scholen, b.v. kleuterscholen, vermoedelijk een ander bedrijf zal worden ingescha keld. Maar dan krijgt U toch daaromtrent weer nadere voorstellen op tafel. De heer Visser: Na deze toelichting van de Wet houder zijn mijn bezwaren volledig weggenomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 392). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 414). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer J. de Jong tegen dit voorstel is. Punten 16 t/m 18 (bijlagen nos. 394, 407 en 403). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 401). De heer Heidinga: Ik heb mij ter plaatse, in die beide scholen, van de toestand op de hoogte gesteld. Nu weet ik natuurlijk helemaal niet, wat de criteria zijn, waarop zo'n verzoek wordt toegewezen of afgewezen. Ik ken natuurlijk het gehele scholenbestand niet. Ik kon dus niet meer doen, dan deze twee scholen bezoe ken. De Juliana van Stolbergschool, de nieuwste van beide, is een na.oorlogse school. Daar zijn de vloeren van vurenhout en de planken zijn 9 cm breed. Dus om de 9 cm heeft men daar een naad van 5 a 6 mm. Deze naden zitten vol stof. (De Voorzitter: Die zijn schoon gemaakt.) Ik geloof niet, dat zoiets mogelijk is, want die vloeren worden wel eens gedweild en dan wordt die hele boel een klein beetje hard, maar dan vormt zich weer nieuw stof. In ieder geval zitten die naden vol. Dat is trouwens op alle scholen zo. In de Konin gin Wilhelminaschool, welke veel ouder is, hebben we dezelfde houtbreedte, maar de vloeren zijn van oregon en de naadvorming is daar iets minder, maar toch zijn er een aantal plaatsen, waar men een mes zo gewoon door de naad kan steken, zo sterk zijn deze planken uitgedroogd. Nu zou men kunnen zeggen: dat is wel leuk, want dan valt het vuil onder de vloer. Maar toch vind ik die naden in de vloer wel belangrijk. Omdat die schrootjes betrekkelijk smal zijn, heeft men dus veel naden. In oudere gemeentescholen komt het veel voor, dat men planken heeft van 20 of 25 cm breed en dan zal de naad ongetwijfeld groter zijn, maar men heeft veel en veel minder naden, omdat de planken zoveel breder zijn. Ik persoonlijk zou denken, dat deze scho len wel voor naadloze vloeren in aanmerking komen. Ik heb geen vergelijkingsmateriaal. Eén van de hoof den van die scholen zei tegen mij, dat er een rapport opgemaakt was door een schoolarts en deze had in dat rapport gezet, dat het i.v.m. de nadelige werking voor de gezondheid van de kinderen van belang was om in deze scholen naadloze vloeren aan te brengen. Is dit zo En heeft een dergelijk rapport dan ook in vloed op de vorming van het besluit hier, want ik ge loof niet, dat bij de stukken een dergelijk rapport aan wezig was. De heer Tiekstra (weth.)Ik moet de heer Heidinga mijn compliment maken voor het feit, dat hij zich de moeite heeft getroost, om zich ter plaatse op de hoogte te stellen. Ik moet dat vergezeld doen gaan van de verontschuldiging, dat ik dat niet heb gedaan. Ik hoop, dat hij dit wil aanvaarden. Er is door de Raad een krediet van een ton be schikbaar gesteld voor het aanbrengen van naadloze vloerbedekking in openbare scholen. Het gaat om de vraag, of hier sprake is van ernstige naadvorming. Ik kan moeilijk beoordelen of de meetinstrumenten, die de heer Heidinga heeft gebruikt, dezelfde waarde hebben als die door de dienst Openbare Werken wor den gebruikt. Ik neem aan van wel. De dienst Open bare Werken rapporteert hier, dat de vloeren bestaan uit 9% cm brede houten schroten, welke z.g. verdekt vernageld zijn. De spijkers zijn ontzichtbaar. Tussen de stroken zijn naden, variërend van 1 a 2 mm; het me rendeel is 1 mm breed. Er is dus enig verschil tussen de metingen van de heer Heidinga en deze metingen. De vloeren zijn goed onderhouden en vlak uitgesleten ge. deelten komen er nog niet voor. Over de Koningin Wil helminaschool rapporteert de directeur van Openbare Werken, dat het hier alleen gaat over naadjes. Deze va riëren van 1 tot 2 mm. Ook iets genuanceerder, geloof ik, dan de heer Heidinga zegt. Een schriftelijk rapport van de directeur van de G. en G.D. staat ons niet ter beschikking. Ik wil wel met nadruk verzekeren, wan neer dus de schoolarts van mening mocht zijn, dat de hygiënische omstandigheden, als gevolg van de toe stand van de vloeren, zodanig zijn, dat er naadloze vloerbedekking zal moeten worden aangebracht, hier aan stellig medewerking zal worden verleend. Dat wil dus zeggen, als inderdaad de opvatting van de heer Heidinga juist is en deze ondersteund wordt door een rapport van de G. en G.D., zullen we stellig op deze aanvraag terugkomen en ook het schoolbestuur de mo gelijkheid geven, om dit te doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 20 t/m 26 (bijlagen nos. 404, 408, 406, 405, 396, 399 en 410). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. De Voorzitter sluit de vergadering om 23.45 uur. Medewerking ingevolge artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920 voor de stichting van een bijzondere school voor gewoon lager onderwijs aan de Antillenweg/Surinamestraat Bijlage no. 1. Leeuwarden, 7 januari 1965- Aan de Gemeenteraad. Het bestuur van de Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de Bijbel te Huizum verzoek bij een op 12 november 1964 inge komen aanvrage op grond van het bepaalde in artikel 72 der Lager-onderwijs wet 1920 gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs aan de Antillenweg/Suriname- straat, alhier. Ingevolge het bepaalde in artikel 73» eerste lid, der wet moet bij een aanvrage als de onderwerpelijke worden overgelegd: a. een verklaring, waaruit blijkt, dat de school bij haar opening zal worden bezocht door ten minste 100 leerlingen; b. een verklaring, waarbij de instelling of vereniging zich verbindt om, voordat met de bouw wordt aangevangen, als waarborgsom een bedrag, gelijkstaande met tien ten honderd van de stichtingskosten, in de gemeentekas te storten; c. een opgave van het aantal leerlingen, voor wie het gebouw ruimte moet bieden,van het maximum aantal leerlingen, dat per lokaal zal worden toe gelaten en van het aantal lokalen met dien verstande, dat eerstbedoelde opgave niet een lager aantal leerlingen zal vermelden dan het minimum, volgens artikel 28 vereist voor een school met zoveel onderwijzers als het aantal klasselokalen bedraagt, zomede of de school bestemd zal zijn voor het geven van gewoon, voortgezet gewoon of uitgebreid lager onder wijs; d. een verklaring, waaruit blijkt, dat het bestuur der instelling of ver eniging voor de nieuw te stichten school is aangesloten bij een groep bijzondere scholen, welke een commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89, zevende lid, hebben ingesteld. Aan de onder b, c en d genoemde vereisten is voldaan. De onder a ge noemde verklaring kan echter door het bestuur niet in de gebruikelijke vorm van een door de ouders ondertekende verklaring worden overgelegd. Het bestuur stelt, dat het niet mogelijk is de aanwezigheid van een aantal van 100 kinderen te bewijzen door middel van een ouderverklaring, zoals die onder normale omstandigheden vereist zou zijn, omdat de in het geding zijnde wijk nog niet is volgebouwd. Volstaan is daarom met een verklaring van het bestuur, dat de school bij haar opening zal worden bezocht door tenminste 100 leerlingen. Deze verklaring berust op de te verwachten samen stelling van de bevolking in de nieuwe wijk, waarvoor de onderhavige school bestemd is. Voorts wordt door het schoolbestuur medegedeeld, dat naar de daarvoor gebruikelijke maatstaven redelijkerwijs mag worden aange nomen, dat het aantal voor het gewoon lager onderwijs bestemde kinderen uit gezinnen, die onderwijs verlangen van de richting van de door het aanvragende schoolbestuur geëxploiteerde scholen, het voor schoolstichting in de wet gestelde minimum ruim zal overschrijden. Het moet voor schoolbesturen, die voornemens zijn in geprojecteerde stadswijken een school te stichten in het algemeen inderdaad bezwaarlijk worden geacht om een van de handtekeningen van de ouders voorziene lijst met namen van toekomstige leerlingen over te leggen. De wet houdt hier reeds min ö'f meer rekening mee door het mogelijk te maken, dat o.m. op grond van aanzienlijke toeneming of belangrijke verplaatsing van de be volking, leerlingen, die reeds een andere school bezoeken, voor school stichting worden meegeteld. Wij kunnen de mening van het schoolbestuur» dat in het onderhavige geval een verklaring van het bestuur in beginsel voldoende kan zijn, dan ook wel onderschrijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1965 | | pagina 1