Artikel 2.
Marktplaats
1. Markthandel in vee en kleinvee wordt, met uitsluiting van iedere
andere plaats, gedreven op de veemarkt.
2. Buiten het geval van:
a. verkoop als gevolg van executoriaal beslag, als bedoeld in
artikel 465 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
b. boelgoed;
is het verboden in het openbaar een verkoping van vee of klein
vee te houden anders dan op de veemarkt.
Artikel 3»
Vee opstellen; huidenhandel
1. Burgemeester en Wethouders wijzen op het veemarktterrein aan:
a. door borden aangegeven afzonderlijke plaatsen voor het opsteller,
van en handeldrijven in elk der veesoorten, bedoeld in artikel
1, onder f;
b. een plaats voor het opstellen van en handeldrijven in kleinvee;
c. een of meer plaatsen voor het afzonderen van en handeldrijven
in dieren, welke door de in artikel 11, derde lid, bedoelde
dierenartsen ziek - anders dan in de zin van artikel 15 van de
Veewet - of wrak zijn geoordeeld;
d. een plaats voor het drijven van handel in huiden.
2. In beslag genomen vee wordt afgezonderd in de schutstal op het
veemarktterrein.
3. Bij het opstellen van vee en kleinvee op de veemarkt dienen de doorI
of namens de directeur gegeven aanwijzingen en bevelen in acht
te worden genomen.
Artikel 1.
Markttijd
1. Burgemeester en Wethouders stellen de tijd vast, waarbinnen vee
en kleinvee tot het veemarktterrein mag worden toegelaten.
2. Vee en kleinvee mag tot de veemarkt worden toegelaten uitsluitend I
op de veemarktdag tussen 6.00 en 10.00 uur, met dien verstande,
dat vee nooit vó''r zonsopgang mag worden toegelaten, tenzij de
Minister van Landbouw en Visserij daartoe vergunning heeft verleer.il
Artikel 5-
Vee lossen en laden.
Het is verboden op de veemarktdag uit, onderscheidenlijk in een voer
tuig, op de openbare weg vee of kleinvee, dat
a. bestemd is voor de veemarkt, te lossen;
b. afkomstig is van de veemarkt, te laden.
Artikel 6.
Stieren
Het is verboden stieren boven de leeftijden van één jaar, die niet
voorzien zijn van een deugdelijke neusring, op het veemarktterrein
aan te voeren of te hebben.
Vee op los- en laadperron.
Het is verboden op een los- en laadperron het met één voertuig ver
voerde of te vervoeren vee langer te doen of te laten verblijven dan
nodig is voor het brengen van dat vee:
a. van dat voertuig naar de vooraanbindruimte of de veemarkt, of
b. van de veemarkt of de vooraanbindruimte naar dat voertuig.
Artikel 9-
Vee in vooraanbindruimte.
Vee, dat vóór de tijd, bedoeld in artikel 4j tweede lid, in d^ voor
aanbindruimte is geplaatst, dient uiterlijk anderhalf uur na het
begin van die tijd daarvan te zijn verwijderd.
Artikel 10.
Toegangen en uitgangen.
1. Het is verboden vee ter veemarkt aan te voeren anders dan door de
westelijke en zuidelijke toegangen tot de veemarkt.
2. Het is verboden kleinvee
a. tot het voor de handel in kleinvee bestemde gedeelte van de
veemarkt aan te voeren anders dan door de zuidelijke' toegang
tot dat gedeelte;
b. van de veemarkt weg te voeren anders dan door de westelijke
uitgang van het voor de handel in kleinvee bestemde gedeelte
van de veemarkt.
Artikel 7.
Vee lossen en laden op veemarktterrein
1. Het is verboden op het veemarktterrein uit of in een voertuig:
a. eenhoevige dieren en runderen, niet zijnde nuchtere kalveren,
te lossen onderscheidenlijk te laden op een andere plaats dan
op het los- en laadperron, bedoeld in artikel 1, onder d,
sub Ie;
b. schapen te lossen onderscheidenlijk te laden op een andere
plaats dan op het los- en laadperron, bedoeld in artikel 1,
onder d, sub 2e;
c. vee, niet bedoeld onder a en b, of kleinvee te lossen onder
scheidenlijk te laden op andere dan door of namens de directeur
aan te wijzen plaatsen.
2. De eigenaar en de houder van een voertuig dienen er voor zorg te
dragen:
a. dat een voertuig, bestemd voor het vervoer van vee, niet langer
bij een los- en laadperron staat dan nodig is voor het brengen
van het met dat voertuig
le. vervoerde vee van dat voertuig naar de vooraanbindruimte;
2e. te vervoeren vee van de vooraanbindruimte naar dat voertuig;
b. dat bij het lossen onderscheidelijk laden van vee of kleinvee
uit of in dat voertuig de door of namens de directeur gegeven
aanwijzingen en bevelen in acht worden genomen.
Artikel 8.