h*6
1"V
- 10 -
a1
Bo
1
Indien de Gemeenteraad tot vervallenverklaring besluit, stelt hij
tevens de dag vast, waarop het erfpachtsrecht eindigt en de grond
met eventueel de opstallen ontruimd tor beschikking van de Gemeente
moet zijn gesteld, behoudens door derden rechtmatig verkregen ge
bruiksrechten. Tussen de dag van het raadsbesluit en de dag, waarop
het erfpachtsrecht eindigt, moet een tijdruimte van tenminste vier
weken liggen.
Binnen één week na de dag van het raadsbesluit geven Burgemeester
en Wethouders aan de erfpachter bij aangetekend schrijven kennis
van dat besluit.
Artikel 24 zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Indien het erfpachtsrecht overeenkomstig dit artikel eindigt, is
de Gemeente verplicht binnen zes maanden na de in het derde lid,
eerste zin, bedoelde dag de desbetreffende grond opnieuw in erf
pacht uit te geven voor het op de evenbedoelde dag nog niet ver
streken gedeelte van de termijn van het geëindigde erfpachtsrecht
en overigens onder de bepalingen, waaronder dat erfpachtsrecht was
verleend. Indien de desbetreffende grond is bebouwd, geschiedt de
uitgifte in erfpacht van de grond met opstallen in het openbaar
volgens de ter plaatse voor openbare verkopingen geldende gewoonte
en onder de gebruikelijke veilingsvoorwaarden.
Het bedrag - anders dan terzake van de canon - waartegen een uit
gifte, als bedoeld in het vorige lid, eventueel geschiedt, wordt
aan de gewezen erfpachter uitgekeerd, onder aftrek van hetgeen
die erfpachter aan de Gemeente met betrekking tot het erfpachts
recht nog verschuldigd is en van de kosten van die uitgifte, voor
zover deze niet voor rekening van de nieuwe erfpachter komen.
De gewezen erfpachter heeft, behalve op de in het zevende lid be
doelde uitkering, generlei recht op vergoeding van Gemeentewege
terzake van de vervallenverklaring van het erfpachtsrecht. Wordt
bij een openbare uitgifte geen bod gedaan, dan is de Gemeente tot
generlei uitkering verplicht.
Vervallenverklaring van een aandeel in een erfpachtsrecht, welk
aandeel is gevormd door toepassing van artikel 638a, derde lid,
van het Burgerlijk Wetboek, is niet mogelijk. Indien zich ten aan
zien van een dergelijk aandeel een der gevallen, genoemd in het
eerste lid onder a, b of c, voordoet, is de Gemeente onherroepelijk
gemachtigd, het aandeel in het openbaar te doen verkopen. De Raad
beslist, of tot die verkoop zal worden overgegaan. Het tweede en
het vierde lid, het zesde lid, tweede zin, het zevende en het
achtste lid vinden ten aanzien van die verkoop overeenkomstige toe
passing.
Artikel 27.
ete
Indien de canon of hetgeen aan de Gemeente met betrekking tot het
erfpachtsrecht overigens verschuldigd is niet ten volle voor de
gestelde datum is voldaan, is de erfpachter aan de Gemeente een
boete verschuldigd, bedragende voor elke volle maand of resterend
gedeelte daarvan, dat de betaling te laat geschiedt, 5i° van het
verschuldigde bedrag. Onder "maand" wordt hier verstaan:
een tijdvak van dertig dagen aaneengesloten.
Betaling van de canon of van hetgeen aan de Gemeente met betrekking
tot het erfpachtsrecht overigens verschuldigd is behoeft niet te
worden aangenomen, indien niet tegelijkertijd de ingevolge het
eerste lid verschuldigde boete wordt betaald. De boete, verschuldigd
-11-
wegens niet tijdige betaling van de canon, geldt als verhoging van
de canon en wordt geacht van de canon deel uit te maken.
3. Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen Burgemeester
en Wethouders de aanvrager, erfpachter of gewezen erfpachter een
boete opleggen:
a. wegens het niet-nakomen van een der bepalingen, gesteld bij of
krachtens artikel 12, artikel 19 of artikel 20, eerste lid, tot
ten hoogste het bedrag van de waarde van de grond, zoals dit
overeenkomstig artikel 15 is vastgesteld of opnieuw is vastgesteld;
b. wegens het niet-nakomen van een andere dan onder a bedoelde be
paling, gesteld of toepasselijk verklaard bij de uitgifte in
erfpacht, dan wel van een bepaling, gesteld bij of krachtens
artikel 6,, eerste lid, tot ten hoogste ééntiende gedeelte van
het onder a bedoelde bedrag, te betalen binnen een door hen te
stellen termijn.
Artikel 28
Positie van de hypotheekhouder.
1Indien het erfpachtsrecht met hypotheek is bezwaard, geven Burge
meester en Wethouders:
a. indien zij toestemming geven, als bedoeld in artikel 19» eerste
lid;
b. indien de erfpachter in gebreke is in het tijdig betalen van de
canon,
daarvan schriftelijk kennis aan de hypotheekhouder, in het geval,
bedoeld onder a, onverwijld, en in het geval, bedoeld onder b, bin
nen veertien dagen na verloop van één maand na de dag, waarop de
betaling had moeten zijn geschied. In het geval, bedoeld onder a,
worden tevens de eventueel bij de toestemming gestelde eisen aan
de hypotheekhouder medegedeeld.
2. Elke schriftelijke kennisgeving ingevolge artikel 24» vierde lid,
of artikel 26, tweede lid, wordt de hypotheekhouder onverwijld in
afschrift medegedeeld. Vervallenverklaring vindt niet plaats, in
dien de hypotheekhouder binnen de in een kennisgeving ingevolge
artikel 26, tweede lid, bepaalde termijn alsnog de reden tot ver
vallenverklaring wegneemt.
3. In afwijking van artikel 25» vijfde lid, juncto artikel 22, zesde
lid, en artikel 26, zevende lid, vinden, indien het erfpachtsrecht
met hypotheek is bezwaard, de in die artikelen bedoelde uitkeringen
plaats aan de hypotheekhouder, tot ten hoogste net door Burgemeester
en Wethouders vast te stellen bedrag, dat aan de hypotheekhouder
zou toekomen in geval van gerechtelijke verkoop van het erfpachts
recht. Het daarna overblijvende bedrag wordt aan de erfpachter of
de gewezen erfpachter uitgekeerd.
4. De voorgaande leden vinden slechts toepassing, indien de hypotheek
houder een schriftelijke verklaring, opgemaakt volgens het door het
College van Burgemeester en Wethouders vastgestelde formulier, bij
dat College heeft ingediend of heeft doen indienen, dat hij van de
in die leden ten behoeve van de hypotheekhouders opgenomen bepa
lingen gebruik wenst te maken en dat hij er in toestemt, de daar
bedoelde kennisgevingen te doen geschieden aan zijn werkelijke woon
plaats of aan de door hem bij de inschrijving der hypotheek gekozen
woonplaats, ter keuze van de Gemeente.
5. Wijziging in bepalingen, welke bij de uitgifte in erfpacht zijn ge
steld of toepasselijk verklaard - wijziging als bedoeld in artikel
15, tweede lid, daaronder begrepen - wordt de hypotheekhouder zo
spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld.