- 2 -
Tegen het ontwerp-plan, dat vanaf 4 april 1966 gedurende een maand
ter Gemeente—Secretarie voor een ieder ter inzage heeft gelegen?is een
vijftiental bezwaarschriften ingediend. De bezwaarschriften zijn, verge
zeld van een kaart van het plan, waarop de percelen, op welke de bezwaar
schriften betrekking hebben, met rood zijn omlijnd, bij de overige stuk
ken voor U ter inzage gelegd.
Het op 4 mei 1966 verzonden schrijven van de Gewestelijke Raad voor
het Landbouwschap zal wegens niet tijdige verzending niet-ontvankelijk I
verklaard (dienén te worden, niettemin lijkt het ons wel gewenst met de I
opmerkingen van deze adressant rekening te houden. De hierboven voorgestel- I
de wijziging van artikel 10 der ontwerp-bebouwingsvoorschriften is hiervan I
het gevolg.
Aan de overige bezwaren is niet tegemoet te komen zonder het plan in
onevenredige mate afbreuk te doen.
Hoewel wij kortheidshalve voor de weerlegging van de aangevoerde I
bezwaren mogen verwijzen naar het hierbijgevoegde ontwerpbesluit, menen
wij U toch op enkele algemene punten te moeten wijzen.
Het eerste punt betreft de opzet van het plan als zodanig. Verschil
lende reclamanten opponeren namelijk tegen de naar hun mening te grote
bebouwingsdichtheid, waardoor het plan te stedelijk van karakter zou
zijn. Ten aanzien hiervan merken wij op dat de bebouwingsdichtheid plm.
16 woningen per ha. bedraagt, wat inhoudt, dat deze dichtheid nog niet de
helft is van die van een normale stadswijk. Een nog geringere dichtheid
zou het plan economisch aiuitvoerbaar maken, wel is bij het ontwerpen van
het plan uitgegaan van de gedachte dat de bebouwingsdichtheid van het cen
trum van het dorp groter zal zijn dan bij de randbebouwing het geval is.
Daardoor is de mogelijkheid ontstaan aan de buitenzijde van het plan meer
beplanting op te nemen. Een en ander houdt uiteraard wel in^ dat er ten
opzichte van het ruimtebeeld van de bestaande bebouwing iets wijzigt. De
b ebouwing, di e thans randb ebouwing is zal in de toekomst deel uitmaken van
de "besloten bebouwing", zoals die in het midden van het plan is geprojec
teerd.
In de tweede plaats vestigen wij er Uw aandacht op dat de Kerkvoogdij
van de Hervormde Gemeente te Goutum uitbreiding van de bestaande begraaf
plaats noodzakelijk acht. Hoewel ook wij van mening zijn dat de bestaande I
begraafplaats te eniger tijd te klein zal zijn, lijkt ons de dooi- de
Kerkvoogdij voorgestelde oplossing; toch niet de juiste. Immers uitgaande
van de bestaande verhouding tussen het aantal nog beschikbare graven' (l00)
en het aantal inwoners (op 31 december van het vorige jaar: 636), zou de I
begraafplaats bij een te verwachten bevolkingsgroei van plm. 1200 inwoners
moeten worden uitgebreid met ongeveer 200 graven. Een onttrekking van de
daarvoor benodigde grond aan de overige bestemmingen mo.et uit otedebouw- I
kundig oogpunt onaanvaardbaar worden geacht. Bovendien lijkt uitbreiding
van een begraafplaats in een bebouwde kom ons allerminst gewenst.
Haar onze mening zal er daarom naar gestreefd moeten worden de benodigde
uitbreiding van de begraafplaats te zoeken buiten de kom van het dorp.
Het lijkt ons noodzakelijk te bestuderen op welke plaats een nieuwe be
graafplaats voor het gebied ten zuiden van het Yan ïïarinxmakanaal dient
te worden aangelegd. Dat daarbij het door IJw Raad aanvaarde Structuurplan
voor onze Gemeente als basis zal worden genomen ligt voor de hand.
De van het plan vervaardigde maquette staat voor U ter bezichtiging
op de raadzaal, terwijl een verkleinde uitgave van de plankaart hierbij gaat, I
Onder verwijzing naar de voor U ter inzage gelegde stukken en onder me- I
dedeling}dat de Commissie voor Openbare Herken zich met het plan kan vere
nigen, stellen wij U voor te besluiten als in concept hierbij is aangegeven.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
Earmsma Burgemeester,
de Jong Secretaris.
Ho. 15761
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Overwegende, dat vanaf 4 april 1966 gedurende een maand ter
gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage heeft gelegen het
ontwerp-bestemmingsplan Goutum (nader te noemenshet plan), met bij
behorende kaarten, bestemmings- en gebruiksvoorschriften en toe
lichting
dat gedurende voormelde termijn bezwaarschriften zijn ingediend
doors
1G. Feenstra en J. Stienstra, respectievelijk eigenaar-bewoner van
het pand Buorren 17 en huurder van het in eigendom aan de gemeente
Leeuwarden toebehorende pand Buorren 15, die bezwaar maken tegen de
deels op de bij hun woningen behorende erven geprojecteerde strook
eengezinshuizen langs de z.g. Singel, omdat de realisering daarvan
hun uitzicht zal belemmeren, waardoor, naar zij vrezen, hun wonin
gen een e,anzienlijke waardevermindering zullen ondergaan;
overwegende ten aanzien hiervan, dat er bij het ontwerpen van
een bestemmingsplan, dat onder meer voorziet in een uitbreiding van
een bestaand dorp, niet aan valt te ontkomen dat het ruimtebeeld van
het grootste deel der bestaande, in het plan te handhaven woningen,
zal veranderen;
dat de toekomstige situering van de onderhavige woningen gunstig
is te noemen, wanneer bedacht wordt dat de afstand tussen de achterge
vels van deze woningen en die van de te bouwen eengezinshuizen
respectievelijk 20 m. en 40 m. zal bedragen;'
dat'voorts met de belangen van reclamant Eeenstra bij aankoop
of onteigening van een gedeelte van zijn perceel voldoende rekening
kan worden gehouden;
dat dit bezwaarschrift dan ook ongegrond moet worden verklaard;
21. Smidt te Warga, eigenaar van de percelen, kadastraal bekend ge
meente Huizum, sectie F, no's 466 en 467, N'ie -bezwaar maakt tegen
onteigening van zijn percelen omdat hij zelf voornemens is daarop
een woning te bouwen;
overwegende ten aanzien hiervan dat het plan niet de onteige
ning van"eigendommen beoogt, doch enkel het geven van bestemmingen
aan gronden en dat het onderhavige bezwaarschrift dan ook geen betrek
king heeft op het ths,ns aan de orde zijnde bestemmingsplan^ dat overi
gens het plan juist voorziet in de bouw van woningen - in casu
bungalows - op genoemde percelen;
dat dit bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard;
3. Kimsma, P. Zandstra, J.Lok, B.Posthuma, J.M.Kok en S.H.Span,
achtereenvolgens eigenaren en bewoners van de panden Buorren 20,22,
24,26,28 en 30, die zicb vooral door het plan in hun belangen ge
schaad achten, omdat het achteruitzicht van hun woningen grotendeels
verloren zal gaan door de realisering van de, zij het op enige afstand
achter hun woningen geprojecteerde strook eengezinshuizen;
overwegende, dat de bezwaren van reclamanten zich voorts riêhten
tegen de. voorgenomen verbreding van de straat waardoor zij te zijner
tijd een strook voortuin ter breedte van plm. 2 m. zullen moeten af
staan en tegen het onmiddellijk ten noorden van de woning Buorren 30
geprojecteerde garagebedrijf omdat de waarde van hun woonhuizen tenge
volge van de realisering van deze bestemming nog meer zal dalen;