I?'
Verordening, regelende de politie op de openbare vermakelijkheden en plaatsen
van vereeniging.
Artikel 5-
1. Het is de houder van een inrichting, waarvoor een vergunning of een verlof
als bedoeld in de Drankwet (Stbl. 1931» no. 4-76) is verleend en de houder
van een plaats van vereniging verboden tussen middernacht en zes uur in
de voor het publiek toegankelijke lokaliteiten van die inrichting of die
plaats personen, die niet tot zijn huisgenoten behoren, toe te laten of te
hebben
2. Het is de houder van een inrichting, bedoeld in het vorige lid, in welke
inrichting blijkens een door de Burgemeester afgegeven verklaring niet maat
schappelijk of gezellig verkeerdoch" het gebruik van alcoholhoudende drank
hoofdzaak is, verboden tussen 20 uur en 8 uur in de voor het publiek toe
gankelijke lokaliteiten van die inrichting personen, die niet tot zijn huis
genoten behoren, toe te laten of te hebben.
5. De Burgemeester kan in bijzondere omstandigheden of bij buitengewone gele
genheden telkens van de in de vorige leden bedoelde verboden ontheffing
verlenen.
4. De Burgemeester kan voorts voor ten hoogste veertien inrichtingen, die van
bijzonder belang zijn voor het maatschappelijk verkeer in de gemeente tot
wederopzegging ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste
lid, tot één uur na middernacht.
Verordening, als bedoeld in de artikelen 10 en 43 der Drankwet (Staatsblad
1931no. 476).
Artikel 1
Om voor een volledige vergunning, een tapvergunning of een verlof A in
aanmerking te kunnen komen, moet een lokaliteit voldoen aan de eisen, omschre
ven in de artikelen 2 tot en met 6.
Artikel 2.
1. De lokaliteit moet een oppervlakte hebben van tenminste 50 m2.
2. Wordt in een inrichting het bedrijf krachtens een vergunning of een verlof
A in meer dan één lokaliteit uitgeoefend, dan moet tenminste één van die
lokaliteiten aan deze eis voldoen en moeten de overige lokaliteiten elk een
oppervlakte hebben van tenminste 35 m2.
Artikel 3
De gemiddelde hoogte van de lokaliteit, gerekend van de vloer tot de onder
kant van de zoldering, van het plafond of van de bekapping, zo deze als zolde
ring dient, mag niet minder zijn dan 35 m.
Artikel 4-
De buitenwand der lokaliteit, waarin ongekleurd doorzichtig glas is aan
gebracht, moet, over de kortste afstand gemeten, zijn gelegen op een afstand
van ten minste 6 meter van de naar die wand gekeerde zijde van een gebouw of een
werk, indien daardoor de inval van daglicht zou worden belemmerd.
Artikel 5-
Aan de toonbank of het buffet in de lokaliteit mag voor de bezoekers geen
zitplaats aanwezig zijn, terwijl de toonbank of het buffet zodanig ingericht
moet zijn, dat het maken van een vertering met gebruikmaking daarvan niet mo
gelijk is.
Artikel 6.
In de lokaliteit moeten aanwezig zijn een of meer elektrische ventilatoren
met een gezamenlijk afzuigvermogen - bij een onbelemmerde doorstroming - van
JU