No. 2377'
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Golozon hot voorstel van Burgomooster on Wethouders d.d.
9 februari 1967 (bijlage no. 64);
BESLUIT:
voor de bouw en inrichting van twee scholen voor gewoon lager onderwijs
in hot Bilgaard, gelogen op terreinen nabij het Luchtenrek en de
Wollegaast, kredieten beschikbaar to stollen ad respectievelijk
574.5OO,— en 595.500,—
Aldus vastgesteld in do openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Instelling van een rechtsvordering.
Bijlage no, 65 Leeuwarden, 9 februari 1967 -
Aan de Gemeenteraad.
In de vergadering van 30 januari j.l. werd ons voorstel d.d. 19 januari
1967 (bijlage no. 33) tot het instellen van een rechtsvordering terzake van
verhaal van schade, toegebracht aan onze Gemeente door het omverrijden van
een lantaarnpaal aan de Verlengde Schrans, alhier, tegen K. Westra te Gro
ningen en vier anderen aangehouden. Aanleiding hiertoe vormden van uit Uw
Vergadering naar voren gekomen bezwaren tegen het instellen van deze rechts
vordering tegen vijf partijen en voorts tegen het aanhangig maken van de
vordering bij de Rechtbank in plaats van, na vermindering van het bedrag der
vordering tot 500,bij het Kantongerecht, hetgeen aanzienlijk minder
kosten zou vergen.
Naar aanleiding hiervan willen rij eerst, iets uitvoeriger dan in boven
vermeld preadvies, ingaan op de toedracht van het ongeval.
De heer K, Westra, Adriaan Bouwstraat 52 te Groningen reed op 8 februari
1966 met een trekker met oplegger in noordelijke richting op de Verlengde
Schrans alhier. Op korte afstand voor hem reed een personenauto, bestuurd
door mevrouw II.E. Feninga-Oliverwonende te Rotterdam, Bergselaan 19b. Door
dat mevrouw Feninga zonder tijdig richting aan te geven en behoorlijk voor
te sorteren linksaf de Vincent van Goghstraat inreed werd Westra gedwongen
te remmen en scherp naar rechts uit te wijken. Hij wist hierdoor een botsing
met de personenauto te voorkomen, doch raakte met zijn combinatie in een slip
en ondanks zijn pogingen weer naar links te manouvreren kon hij niet verhinde
ren, dat de rechter voorkant van de trekker de ter plaatse op de verhoogde
afscheiding tussen de hoofabaan en de ventweg staande lantaarnpaal raakte en
vernielde
Naar onze mening is zowel mevrouw Peninga als de heer Westra schuldig aan
deze aanrijding. Mevrouw Feninga handelde onjuist, omdat zij niet tijdig
door middel vanhot inworkirgstollon van de linker richtingaanwijzer van haar
auto kenbaar heeft gemaakt, dat zij de Vincent van Goghstraat wenste in te
slaan. Terzake van deze overtreding is betrokkene door de Kantonrechter te
Leeuwarden veroordeeld. Bovendien heeft betrokkene niet of niet behoorlijk
voorgesorteerd. De heer Westra kan verweten worden, dat hij niet behoorlijk
afstand heeft gehouden, waardoor hij niet in staat was de door hem bestuurde
combinatie tijdig tot stilstand te brengen.
Wij hebben ons, zoals in de voormelde vergadering van Uw Raad is toege
zegd, nogmaals beraden over deze aangelegenheid. In het algemeen is het in
stellen van een rechtsvordering tegen alle partijen, die bij een bepaald schade
geval betrokken zijn, de veiligste weg om tot effectuering van de vordering
te komen. Van te voren is immers in een geval als het onderhavige niet met
zekerheid te zeggen, wie de rechter tot betaling zal veroordelen en van wie
van de veroordeelden het gemakkelijkst betaling zal kunnen worden verkregen.
Blijkt achteraf de verkeerde te zijn aangesproken, dan zal de gemeente nul
op het request krijgen.
Wij zijn echter tot de conclusie gekomen, dat het althans nu niet wense
lijk meer is i.e. tegen alle vijf partijen een rechtsvordering in te stellen.
Tegen K. Westra en diens werkgeefster Roeles Vrachtautodiensten N.V. kan
thans niet meer op grond van artikel 31 van de Wegenverkeerswet worden ge
procedeerd, omdat de daarvoor geldende termijn van één jaar na het ongeval in»
middels is verstreken (8 februari 1967). Het instellen van een rechtsvorde
ring op grond van artikel 31 van de 'Wegenverkeerswet heeft het voordeel, dat
de veroorzaker van de schade aannemelijk moet maken, dat hij geen schuld heeft,
terwijl bij het instellen van een rechtsvordering op grond van artikel 1 A01
van het Burgerlijk Wetboek of artikel 6 van de Wet Aansprakelijkheidsverzeke
ring Motorrijtuigen de eiser dient te bewijzen, dat de gedaagde, respectieve
lijk de bij gedaagde verzekerde, schuld heeft.