- 27 -
do woningbouw, de huurbescherming,de huurprijsbeheersing en het geleide
lijk buiten werking stellen van de Woonruimtewet 1947= In onze uitvoerige
raadsbrief van 27 mei 1966, bijlage no. 166, hebben wij ons standpunt
ten aanzien van do diverse maatregelen uiteengezet. Met ons kwam tot
do slotsom, dat het gewenst was mede te werken aan hot door do Minister
gewenste beleid, zij het dat zulks in onze gemeente niot onmiddellijk
mogelijk zou zijn. Duidelijk is aangetoond, dat invoering van de gesugge
reerde grotere vrijheid eerst mogelijk zou zijn, wanneer er in Leeuwarden
eon zekere mate van evenwicht op de woningmarkt zou zijn ontstaan.
Daarvan was midden vorig jaar en is cok thans nog geen sprake. Do hieronder
vermelde cijfers over het woningtekort mogen dit illustreren. Invoering
van de gewenste grotere vrijheid zou in onze gemeente leiden tot zoor be
paald ongewenste gevolgen. sprak zich uit voor opvoering van do extivi-
teit op het gebied van de woningbouw, opdat zo spoedig mogelijk oen situatie
op de plaatselijke woningmarkt zou ontstaan, die invoering van do bovenbe
doelde maatregelen verantwoord zou maken.
Aangezien de situatie ook midden vorig jaar reeds zo was, dat de particu
liere bouw in onvoldoende mate aan de woningvoorziening dool nam, bepleit
te met klem de bouw van woningwetwoningen in omvo.ng te doen toenemen.
Overeenkomstig ïïw besluit van 8 juni 1966 no.8053,'hebben wij zowel Gedeputeerde
Staten van Friesland als de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening onze hierbovenaangehaalde raadsbrief en ïïw no,ar aanleiding daar
van genomen besluit toegezonden, mot het verzoek onze gemeente via do toe
wijzing van contingenten voor de bouw van woningwetwoningen in staat te
stellen het woningbouwprogramma zo voel mogelijk op te voeren.
Tot ons genoegen mochten wij uit hot antwoord van de Minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening constateren, dat ooi: hij do situa
tie in Leeuwarden niet zodanig achtte, dat het vrijere beleid aldaar meteen
kon v/orden toegepast. Onze gemeente verkeerde derhalve, ook nao.r het oor
deel van de Minister, in een uitzonderingspositie vergeleken bij do andere
Friese gemeenten.
Met het oog op het door de toenmalige Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening gewenste beleid en gelet op de uitzonderingspositie,
waarin onze gemeente verkeert, hadden wij do stellige verwachting, dat bij
de verdeling van het aan de provincie Friesland toegekende contingent wo
ningwetwoningen in het bijzonder rekening was gehouden mot do gemeente
Leeuwarden. Wij zijn in onze verwachtingen echter teleurgesteld. Gedepu
teerde Staten hebben bij do woningverdeling met do situatie van Leeuwarden
geen rekening gehouden en zijn met het systeem va.n de woningvordcling
op de "oude" wijze voortgegaan.