Presentiegeld, voor het bijwonen van de raadsvergaderingen.
Bijlage no. 161. Leeuwarden, 20 maart 1968.
Aan de Gemeenteraad,
De vergoeding, die de leden van de gemeenteraad ontvangen voor het
bijwonen van de raadsvergaderingen en de vergaderingen van de secties
van de Raad is door Gedeputeerde Staten van onze Provincie met ingang
van 1 januari 1964 vastgesteld op f. 20,per lid per vergadering.
Omdat het mij voorkomt, dat dit bedrag thans te laag is, heb ik mij
tot Gedeputeerde Staten gewend met het verzoek, de presentiegelden met
ingang van 1 januari 1968 te verhogen tot f. 25,per lid per vergadering.
Deze verhoging is gebaseerd op de toenemende tijd en kosten, die een goede
uitoefening van het raadslidmaatschap vergen.
Gedeputeerde Staten hebben, onder verwijzing naar hetgeen daaromtrent
in artikel 60 van de gemeentewet is bepaald, verzocht Uw oordeel in dezen
te mogen vernemen. Het komt mij voor, dat mijn voorstel tot verhoging van
de presentiegelden na bovenstaande uiteenzetting geen nadere toelichting
behoeft. Ik geef U in overweging Gedeputeerde Staten te berichten, dat U
zich met het betreffende voorstel kunt verenigen.
De wethouders hebben gemeend zich van het uitspreken van oen oordeel
omtrent deze aangelegenheid te moeten onthouden.
Ik moge hierbij nog opmerken, dat het in de bedoeling ligt op hot
vraagstuk van do vergoeding aan do leden van de Raad voor het bijwonen va,n
raadsvergaderingen- en eventueel van Commissievergaderingen terug te komen
bij de U aan te bicden nota van Burgemeester en Uethoudors over do commissie
De Burgemeester van Leeuwarden,
JSBrandsma