3. Voortgezet onderwijs. Op 1 augustus i960 is de V/et op het voortgezet onderwijn in wer king getreden. Onder deze wet vallen, voor zoveel het onze gemeente betreft, de volgende inrichtingen van onderwijs; 1. de scholengemeenschap l.a.v.o, - l.e.a.o. (voormalig v.g.l.o.); 2. de scholen voor i.a.v.o. (voormalig a.l.o. 3» de scholengemeenschap atheneum-li. av. o. (vooimo,lig m.m.s. en h.b.s. voor meisjes en de h.b.s.-A); 4. het gymnasium 5« de opleidingsschool voor kleuterleidsters 6. de vakopleiding aan het gemeentelijk muziekinstituut; 7. de middelbare handelsavondschool. De wet gaat uit van het principe, dat de kosten van het voort gezet enderwijs voor rekening van het rijk komen. De vergoedingsregeling is als volgt; Stichting- en inrichtingskor;ten V/oor de stichting en inrichting van de onder 2 t/m 4 genoemde scholen worden bijdragen a fonds perdu ontvangen die gelijk zijn aan de werkelijke kosten met als maximum de fictieve stichtings- en inrichtingskosten van een overeenkomstige rijksschool. Voor de kosten van herstel, verandering van inrichting enz. wordt een jaarlijkse vergoeding ontvangen. Voor de stichting en inrichting van de overige scholen wordt een bijdrage h fonds perdu ontvangen gelijk aan door het Rijk goedge keurde sticr.tings- en inrichtingskosten. Latere voorzieningen v/orden eveneens a fonds perdu vergoed. Personeel, skos ten De personeelslasten komen voor een integrale vergoeding in aan merking. Materiële exploitatiekosten. Voor de endex* 2 t/m 5 genoemde scholen geschiedt de vergoeding naai' door de minister van onderwijs en wetenschappen vastgestelde normen. Aangezien deze normen niet bekend zijn, is bij het ramen van de vergoedingen terzake uitgegaan van de veronderstelling, dat deze gelijk zullen zijn aan de werkelijke materiële exploitatie kosten van do gemeente. Voor de overige scholen geschiedt de vergoeding op basis van door het rijk goedgekeurde kosten. Indien in een vijfjaarlijkse periode terzake van materiële exploitatiekosten voor de onder 2 t/m 5 genoemde scholen meer is uit gegeven dan de terzake ontvangen rijksvergoedingen. keert de gemeente aan de overeenkomstige bijzondere scholen een bedrug uit, gelijk aan het overschrijdingsbedrag per leerling in de afgelopen 5 jaar lijkse periode, vermenigvuldigd met het gemiddelde van de aantallen loei'lingen van do overeenkomstige bijzondere school over het des betreffende tijdvak van vijf jaren, berekend naar c.e toestand op 16 september van elk jaar. Overgangswet VC Ongevolge deze wet blijven de op 31 juli 1968 voor vergoeding in aanmerking genomen stichtings- en inrichtingskosten van do voormalige scholen voor v.h.m.o. en van de oploidirgsschool voor kleuterleidsters vergoed volgens de op genoemde datum geldende voor schriften. Yoor de kosten die voortvloeien uit vóór 1 januari 19^9 genomen besluiten terzake van stichting, eerste inrichting, uitbreiding en overige kapitaalsvoorzieningen ten tene eve van voormalige openbare en bijzondere scholen voor v.g.l.o. en u.l.o., ontvangt de gemeente met ingang van 1 januari 196.9 een jaarlijkse aflopende rijksvergocding op basis van door do minister vastgestelde kosten. Indien en voorzover de gebouwen en terreinen van een gemeentelijke school voor voormalig v.g.l.o. en u.l.o. niet meer voor het voort gezet onderwijs worden gebruikt, eindigt de daarvoor te ontvangen vergoeding mot ingang van de daarop volgende maand.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1968 | | pagina 245