Bestemmingsplannen voor de bebouwde kom. Terugkomende op het adres van de heer Heidinga merken wij allereerst op, dat wij met belangstelling van zijn voorstel kennis hebben genomen. Met hem zijn wij van mening, dat zowel het kwalitatieve woningtekort als de verkeers situatie in de stad een actief beleid, allereerst op stedebouwkundig gebied, noodzakelijk maken. De basis voor dit beleid is gelegd in het door U aanvaar de structuurplan voor de binnenstad. Het spreekt echter vanzelf, dat er op deze basis verder moet worden gebouwd. In dat verband zouden.wij de door adres sant aangehaalde Bevriezingsverordening nauwelijks villen noemen. Deze verorde ning heeft immers in feite slechts een negatieve werking, terwijl het daaren tegen gewenst is zo duidelijk mogelijk in positieve zin te bepalen wat dient te geschieden en welke situatie zal ontstaan. Dit laatste zal in eerste instanJ tie moeten plaats vinden door de vaststelling van bestemmingsplannen, die vol doen aan de voorschriften van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Met nadruk wijzen wij er echter op, dat het ontwerpen van een bestemmings plan voor een bebouwde kom, vooral in verband met zijn ingewikkelde en vaak toti moeilijkheden aanleiding gevende verkaveling, geen sinecure is. Niet alleen bij het ontwerpen van dergelijke plannen moeten vele problemen en probleempjes v/or- den opgelost, ook voor de vaststelling van de plannen moet rekening worden ge houden met de belangen - en de met het oog daarop te verwachten bezwaarschrif ten- van de talrijke eigenaren, en gebruikers van de in het plan op te nemen percelen. V/ij zijn daarom ook in dat opzicht met adressant van oordeel, dat het stedelijk I gebied in sectoren dient te worden ingedeeld en dat per sector een bestemmings plan moet worden vastgesteld. Adressant- heeft nu een proeve van een dergelijke sector-indeling gemaakt. Ten aanzien daarvan merken wij in de eerste plaats op, dat deze indeling in grote lijnen overeenkomt met de daaromtrent bij ons levende gedachten, zij luk dat v/ij in bepaalde gevallen aan iets grotere eenheden hebben gedacht. Het lijkt ons echter niet gewenst nu reeds een zo concrete indeling van de stad ;c maken. Het ligt veel meer voor de hand van geval tot geval de juiste grenzen van een gebied te bepalen. Het zal toch altijd nodig zijn de verschillende onderdelen in hun onderlinge samenhang te bezien. Do praktijk heeft ons in dit opzicht wel bewezen, dat het om tactische, utiliteits-, dan wel principiële redenen soms noodzakelijk is de begrenzing van een gebied krapper of ruimer te nemen dan aanvankelijk was beoogd. Niettemin is het voor de inventarisatie vandete ver richten werkzaamheden alleszins nuttig een overzicht samen te stellen als adressant heeft gedaan. Aan het voorstel van de heer Heidinga ligt voorts de gedachte ten grondslag een tijdschema te bepalen, binnen hetwelk voor het gehele stadsgebied -uiter aard insect o ren - een bestemmingsplan kan worden vastgesteld Alhoewel wij deze gedachtengang aantrekkelijk vinden, menen wij toch dat het vaststellen van een dergelijk schema geen praktische betekenis zou hebben. Reeds memoreerden v/ij de ingewikkeldheid van de bestemmingsplannen voor dc bebouwde kom. .De problo- men, waarmee het gemeentebestuur daarbij wordt geconfronteerd, zijn niet van zodanige aard,dat zij achter een tekenbord kunnen worden opgelost. Tal van as pecten dienen daarbij op verschillend niveau en op verschillende plaatsen te worden behandeld. Overleg met belanghebbenden is in vele gevallen geboden. Van tevoren is met geen mogelijkheid een enigszins betrouwbare ramijig te maken van de tijd, die met de diverse voorbereidende maatregelen en gesprekken ge moeid zal zijn. Wol kunnen wij mededelen, dat in de loop van 1969 een plan bij. U zal wor den ingediend voor "De Groene Weg", betrokking hebbende op het gebied rondom de Boterhoek, het Sint Jobsleen, de Grooneweg, de Nieuweburen en de Wisses- dwingor, voor het Hoeksterend en omgeving en voor hot Vliet on omgeving. Het ligt in ons voornemen, in cc-n regelmatig tempo op die wijze voort to gaan om zodoende na verloop van niet to lange tijd een sluitend geheel te hebben voor do stedebouwkundige maatregelen voor de stad. Daarbij zeggen wij gaarne toe in Regelmatig overleg met de commissie voo Openbare Werken of de eventueel speciaal vooi vraagstukken betreffende de- ruimtelijke ordening in te stellen commit sic van advies en bijstand, een tijdsplanning voor do verschillende declplannen te bepalen. Het ligt voor de hand, dat daarbij het voorstel van de heer Heidinga mede in do beschouwingen zal worden betrokken. Wij stellen U voor zich met ons bovenomschreven standpunt tc verenigen en ons op te dragen adressant daarvan mededeling te doen. Volledigheidshalve delen wij U ten slotte nog mede, dat de- commissie voor Openbare Werken over het bovenstaande is gehoord. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1968 | | pagina 344