- 6 - ten behoeve van één of neer bestedingen, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder B, van de Spaarverordening 19^5» zoals die regeling laatstelijk luidde, waarvoor hij in 1968 betalingen heeft verricht welke hij voor prenietoekenning in het kader van evengenoende verordening in aanmerking heeft gebracht. Artikel 18. Indien belanghebbende in het laatstverlopen kalenderjaar bedragen heeft uitgegeven wegens het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 17? heeft hij ten laste van de geneente aanr^vk. op een spaarpremie van 25 van het in dat kalenderjaar te dier zake uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag niet te boven gaat het verschil tussen enerzijds zoveel naai 42,als het tijdvak, gedurende hetwelk hij in dat kalenderjaar zonder onder breking belanghebbende is geweest,maanden - een gedeelte van een naand voor een naand gerekend - telt, en anderzijds het to taal van de in dat tijdvak op zijn bezoldiging ingehouden be dragen. Indien degene die als gevolg van de omstandigheid dat zijn be zoldiging neer is gaan bedragen dan het in artikel 1eerste lid, bedoelde naxinun niet langer als belanghebbende kan worden aan gemerkt, in het laatstverlopen kalenderjaar - waarin de bezoldi ging van betrokkene neer is gaan bedragen dan evenbedoeld naxinun - bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld in arti kel 17, hoeft hij aanspraak op een spaörpremiè van 25 van het te dier zake door hen in dat kalenderjaar uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het net overeenkomstige toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te'boven gaat, Indien belanghebbende in het tijdvak tussen het begin van het kalenderjaar waarin hij is ontslagen en de datum van zijn ontslag bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld 'in arti kel 17, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 25 i* van het te dier zake door hen in evengenoend tijdvak uitgegeven totaal bedrag, voor zover dat bedrag het net overeenkomstige toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat. Indien belanghebbende overleden is en in het tijdvak tussen het begin Van het kalenderjaar waarin hij is overleden, en de datun van zijn overlijden bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als be'doeld in artikel 17, hebben de rechtverkrijgenden van de overledene aanspraak op een spaarpremie van 25 van het te dier zake door de overledene als belanghebbende in evengenoend tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het net overeen komstige toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat. Artikel 19 In geval van ontslag net recht op wachtgeld of uitkering is de gewezen belanghebbende, zolang-hij niet wederon belanghebbende in de zin van deze verordening is geworden, bevoegd gedurende het tijdvak dat hij recht heeft op wachtgeld of uitkering, naar niet langer dan vijf jaar, de door hen verrichte betalingen als be doeld in artikel 17 voor prenietoekenning in aanmerking te brengen. Degene die van deze bevoegdheid gebruik wenst te naken dient daarvan uiterlijk op de dag van ingang van zijn ontslag aan burgeneester en wethouders kennis te geven. Ten aanzien van de gewezen belanghebbende die van de bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid, heeft gebruik genaakt, vinden de artikelen van dit hoofdstuk overeenkomstige toepassing. ju. - 7 - Artikel 20. 1. Een verzoek van de belanghebbende, de gewezen belanghebbende of rechtverkrijgenden van de overleden belanghebbende on toekenning van spaarprenie wegens betalingen, bedoeld in artikel 17, kan, behoudens in de gevallen van ontslag en overlijden, slechts na afloop van het kalenderjaar waarin deze betalingen zijn verr.cht bij burgeneester on wethouders worden ingediend en dient te ge schieden door niddel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld fornulier (nodel C). 2. De verzekeringsinstellingen verstrekken aan de betrokkenen, be doeld in het vorige lid, op hun verzoek een voor zoveel nodig ingevuld en getekend fornulier, door burgeneester en wethouders vastgesteld (nodel D). 3. De spaarprenie wordt zo spoedig nogelijk aan de belanghebbende, gewezen belanghebbende of rechtverkrijgenden van de overleden belanghebbende uitgekeerd. dstuk IY. Overgangsbepalingen Artikel 21 - 1Bedragen door een belanghebbende gespaard op een bijzondere spaar rekening in de zjn van de Spaarverordening 19^5 worden geacht te zijn gespaard op een bijzondere spaarrekening in de zin van deze verordening. 2. Het bepaalde in artikel 9 en in het vorige lid is van overeen komstige toepassing ten aanzien var de gewezen ambtenaar in de zin van de ff ;arvorordening 19^5 ke gebruik naakte van de hen in artikel 4 uier regeling verleende bevoegdheid en wiens laatst genoten bezoldiging in de betrekking waaruit hem ontslag net recht op wachtgeld of uitkering is verleend, niet neer bedroeg dan het in artikel 1, lid 1. van deze verordening bedoelde naxi nun. -Artikel 22. 1. De ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 19^5 op wiens bij zondere spaarrekening in de zin dier verordening op de dag vóór de datun van inwerkingtreding van deze verordening een vóór 1 januari 19^9 op zijn bezoldiging ingehouden bedrag uitstond en die niet de hoedanigheid van belanghebbende in de zin van leze verordening verkrijgt, kont in aanmerking voor toekenning van een spaarprenie 2. De spaarprenie bedraagt voor elk kalenderjaar - een gedeelte van een kalenderjaar, indien dat niet is het jaar van inhouding, voor een vol kalenderjaar gerekend gedurende hetwelk de desbetref fende bedragen op de in het vorige "Lid bedoelde bijzondere spaar rekening hebben uitgestaan of ingevolge artikel 12 moeten worden geacht te hebben uitgestaan, een evenredig deel van de spaarprenie waarop de betrokkene ingevolge de Spaarverordening 19&5 aanspraak zou hebben gehad indien de verordening niet was ingetrokken en het voor de toekenning ^an een spaarprenie bepaalde aantal van vier kalenderjaren was vervuld. 3. Het in de beide vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toe passing ten aanzien van de gewezen anbtenaar in de zin van de Spaarverordening i?65 die gebruik naakte van de hen in artikel L van die verordening verleende bevoegdheid, naar niet ingevolge hot bepaalde in artikel 21, lid 2, kan deelnemen aan de in deze verordening vervatte regeling. iS*>.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1968 | | pagina 396