No. 15415-
NE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gezien het voorstel van Burgemeester en Uethouders van2 5 september
1968 (bijlage no. 375
Gelezen de brief van de Commissie voor Georganiseerd Overleg van
18 september 1968.
BESLUIT
vaat te stellen de volgende Verordening tot wijziging van het Algemeen
Ambtenarenreglement
Artikel I.
Met ingang van 1 januari 1969 wordt artikel 55eerste lid, gelezen als
volgt
1. Aan een ambtenaar, die een hoofdbetrekking bekleedt in dienst der
gemeente, worden vergoed de in enig, een periode ""an twaalf opeen
volgende maanden omvattend, tijdvak te zijnen lasre blijvende, naar het
oerdeel van Burgemeester en Wethouders redelijk gemaakte kosten voor
verrichtingen en leveringen, vallende onder de voorziening, bedoeld
in artikel 54voor zover zij tezamen met de voor de deelneming in
deze voorziening door de ambtenaar verschuldigde bijdrage een bedrag
overschrijden, dat 1van het ambtelijk inkomen in de sin van de
Algemene burgerlijke pensioenwet hoger is dan die verschuldigde bij
drage
Artikel II.
voor zover een tijdvak, als bedoeld in artikel 55? eerste lid, van het
Algemeen Ambtenarenreglement, aan 1 januari 1969 voorafgaande tijd om
vat, wordt het bedrag, dat overschreden dient te worden, vastgesteld door
over de aan 1 januari 1969 voorafgaande tijd artikel 55? eerste lid, zo
als dit luidde op 31 december 1968, toe te passen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
9
Secretaris
Wijziging Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag.
Bijlage no. 576 Leeuwarden, 25 september 1968.
Aan de Gemeenteraad.
In artikel 11 van de Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag,
vastgesteld bij Uw besluit van 20 februari 19^7? zijn als betrekking, voor de
vervulling waarvan een leeftijdsgrens van 60 jaar geldt, aangewezen;
a. de betrekking, welke in hoofdzaak bestaat uit de daadwerkelijke verpleging
en verzorging van zieken, hulpbehoevenden of geestelijk gestoorden^
b. de betrekking van geüniformeerd ambtenaar bij de gemeentelijke beroeps
brandweer
Genoemde betrekkingen zijn aangewezen bij wijze van voorlopige maatregel,
in afwachting van de bevindingen van een tweetal commissies, ingesteld door
de Minister van Binnenlandse Zaken voor het verrichten van een onderzoek en het
geven van een advies over het vaststellen van een verantwoorde leeftijdsgrens
voor het verplegend personeel, c.q. het brandweerpersoneel. De commissies, aan
welker werkzaamheden ook deskundigen uit gemeentelijke kring hebben deelgeno
men, hebben inmiddels rapport uitgebracht. Het resultaat van de onderzoekingen
van beide commissies, voor zover van belang voor de gemeenten, is neergelegd
in een circulaire van het Centraal Orgaan d.d. 20 februari 1968.
Blijkens laatstgenoemde circulaire heeft het overleg tussen het Centraal
Orgaan en de centrales van overheidspersoneel geleid tot de gemeenschappelijke
conclusie, dat de door de eerderbedoelde commissies geadviseerde formulerin
gen in algemene zin als richtlijn zijn te gebruiken bij het vaststellen van
een functioneel leeftijdsontslag voor vorplegenden en brandweerpersoneel, zon
der dat daaraan echter de conclusie moet worden verbonden, dat do motiveringen
van de commissies geheel konden worden gedeeld. Voorts hebben het Centraal
Orgaan en de personeelsorganisaties er begrip voor, dat plaatselijke omstan
digheden wellicht er toe kunnen leiden, dat afgeweken zal moeten worden van
de algemene richtlijnen.
Omtrent de vraag, op welke wijze in deze gemeente het functioneel leef
tijdsontslag voor de verplegenden en het brandweerpersoneel op meer defini
tieve wijze moet worden geregeld, hebben wij ons, na ingewonnen advies van de
betrokken diensthoofden en de bedrijfsarts, uitvoerig beraden. Als resultaat
treft U hierbij aan het ontwerp van een verordening tot wijziging van de Uit
keringsverordening functioneel leeftijdsontslag. Ter nadere toelichting van
dit ontwerp delen wij U nog het volgende mede.
Artikel I.
In dit artikel zijn enkele redactionele verbeteringen opgenomen, op de
wenselijkheid waarvan het Centraal Orgaan reeds bij circulaire van 26 april
1967 heeft gewezen.
Artikel II; verplegenden.
De door de Minister van Binnenlandse Zaken ingestelde commissie is tot de
conclusie gekomen, dat een leeftijdsgrens van 60 jaar o.m. behoort te gelden
voor de gediplomeerde verplegers en verpleegsters (waaronder alle rangen tot
en met de hoofden van afdelingen en de verplegers- en verpleegstersdocenten
v/orden begrepen), de ziekenverzorgerstersde verpleeghulpen en de directrice
en de adjunct-directrice van een inrichting voor verpleging van zieken. De
commissie wijst nog meerdere betrekkingen aan, waaruit naar haar oordeel bij
het bereiken van de 60-jarige leeftijd ontslag behoort te worden verleend,
maar die menen wij buiten verdere beschouwing te mogen laten, omdat zij in
deze gemeente niet voorkomen.
De betrekking, waaruit functioneel leeftijdsontslag bij 60 jaar wordt
verleend, zijn, geheel overeenkomstig het advies van de commissie, genoemd
in arikel II, tweede lid, sub b,c en d, van het ontwerp-besluitDaar in het
Gemeentelijk Tehuis voor Bejaarden vele lichamelijke of geestelijke zieke-n
worden verpleegd, komt naar onze mening de betrekking van adjunct-directrice
van dat tehuis stellig voor aanwijzing in aanmerking.