- 2 - Het lijkt ons evenwel zeer onwaarschijnlijk, dat de door het perceel Lange Marktstraat 38 geprojecteerde weg niet zal worden gerealiseerd. In het door het Ingenieursbureau voor Verkeerskunde uitgebrachte rapport Hoofdwegennet ■(■eerste"fase van het verkeersstructuurplan) wordt er van uitgegaan, dat dit westelijke gedeelte van de binnenstadstangent een forse bijdrage moet leveren aan de ontsluiting van de binnenstad. Wij achten het daarom niet aan twijfel onderhevig, dat dit godcclto van het Structuurplan zal moeten worden gereali seerd om de verkeerssituatie in de binnenstad in de .hand te kunnen houden. Wij willen niet ontkennen, dat het reconstrueren van de binnenstad en het veranderen van de verkeersstructuur grote bedragen zal vergen, maar wij menen dat deze overweging -gelet ook op de terzake geldende Rijkssubsidieregelingen- de gemeente er niet toe mag brengen het Structuurplan als niet bestaand te beschouwen Wij kunnen ons voorts indenken, dat de eigenaar van het perceel er alles aan gelegen is hot in het pand geïnvesteerde kapitaal niet jaren renteloos te laten blijven. In dit verband merken wij evenwel op, dat wij, in vervolg op d-e aankoop van percelen in de omgeving, bereid zijn de aankoop voor het onder havige perceel tegen de werkelijke aarde te bevorderen. Tenslotte wijst appellant op de mogelijkheid de vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Voorbereidingsverordening tijdelijk te verlenen. De Voorbe reidingsverordening kent het instituut van een tijdelijke vergunning evenwel niet. Len dergelijk stelsel zou zich trouwens ook niet verdragen met het doel van de onderhavige verordening. De gevraagde vergunning is naar onze mening, gelet op de bovenstaande over wegingen, dan ook terecht geweigerd. 1 er voldoening aan het bepaalde in artikel 390 van de Bouwverordening is appellant in de gelegenheid gesteld zijn beroepsschrift mondeling toe te lich ten. In deze zitting, waarvan het proces-verbaal voor U bij de stukken ter in zage is gelegd, zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. Aangezien ook overigens geen gronden zijn aangevoerd, die tot een andere beschikking zouden kunnen leiden dan door ons genomen, stellen wij U voor het ingestelde beroep ongegrond te verklaren. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris. No. 4697 DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN 5 Beschikkende op het door de heer mr. J.H. Beek, Willemskade 4 alhier, - gemachtigde van de heer A. Boukes- bij schrijven van 14 januari 1969 inge stelde beroep tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 decem ber 1968, no. I45OO-W/H, houdende weigering van een vergunning ingevolge de Voorbereidingsverordening, voor het vestigen van een kegelbaan en bar/ dancing in het pand Lange Marktstraat 38 alhier; dat het pand Lange Marktstraat 38 gelegen is in een gebied, waarop de Voorbereidingsverordening van toepassing is; dat het op grond van het bepaalde in artikel 4 van genoemde verordening verboden is zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een bestaand gebouw, de daarin begrepen ruimte en de aanhorigheden daarvan als bedrijfs ruimte te gebruiken, of te laten gebruiken; dat het verbod niet geldt voor een ruimte, die bij het inwerkingtreden van de verordening bedrijfsruimte is, zolang het gebruik zonder wezenlijke onderbreking plaats vindt, overeenkomstig de bestaande, kenmerkende bestem ming en de ruimte -behoudens noodzakelijke herstel- of restauratiewerkzaam heden - niet geheel wordt vernieuwd of veranderd, dan wel wordt uitgebreid; dat onder wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking ge durende een aaneengesloten tijdvak van een half jaar; dat het onderhavige pand reeds van een tijdstip gelegen vóór de in werkingtreding van genoemde verordening niet meer in gebruik is, zodat voer het vestigen van een kogelbaan c.a. oen vergunning vereist is; dat de Voorbereidingsverordening ten doel heeft te voorkomen dat de uitvoering van het Structuurplan wordt belemmerd door ongewenste bebouwing; dat het pand Lange Marktstraat 38 ingevolge het Structuurplan voor de binnenstad niet kan worden gehandhaafd, aangezien ter plaatse een weg is gesitueerd, die deel uitmaakt van de westelijke binnenstadstangent dat Burgemeester en Wethouders de gevraagde vergunning dan ook terecht hebben geweigerd; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 26 maart 1969 (bijlage no. 109); gelet op het bepaalde in artikel 4 der Voorbereidingsverordening; BESLUIT: het verzoek om voorziening ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1969 | | pagina 117