4. Een beschikking van een ambtenaar, aan wie een opdracht op grond
van het eerste lid is verleend, tot intrekking vnn pen v<m-gunning, blijft
gedurende de beroepstermijn en, indien beroep is ingesteld, zolang daarop
niet is beslist, builen werking. Burgemeester en wethouders kunnen echter
in naar hun oordeel spoedeisende gevallen anders beschikken. Zij delen dit
dan schriftelijk mede aan de ingevolge het derde lid tot het instellen van
beroep gerechtigde onder opgave van de datum, met ingang waarvan de intrek
king van kracht wordt.
die belast zijn met de opsporing van overtredingen betreffende zaken, waarop
de vergunning of ontheffing betrekking heeft, aan dezen ter inzage te geven.
5. De houder van een vergunning of ontheffing, die niet voldoet aan
hot vorige lid wordt geacht zonder de vereiste vergunning of ontheffing
te handelen.
6. Maar in het derde en het vijfde lid van "handelen" wordt gesproken
wordt daaronder mede verstaan "hebben" of "nalaten".
Artikel A
1Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd het verlenen en intrek
ken van vergunningen ingevolge deze verordening op te dragen aan door hen
aan te wijzen gemeenteambtenaren.
2. Tenzij burgemeester en wethouders bij het verlenen van een opdracht
op grond van het eerste lid bepalen, dat de ambtenaar aan hen terstond een
afschrift van elke door hem genomen beschikking tot het verlenen, het
weigeren of het intrekken van een vergunning moet toezenden, legt deze
hun aan hot eind van iedere maand over een opgave van de door hem in die
maand genomen beschikkingen als zoeven bedoeld.
3. Van elke door een ambtenaar, aan wie een opdracht op grond van
het eerste lid is verleend, genomen beschikking tot weigering of intrek
king van een vergunning of tot verlening van een voorwaardelijke vergunning
staat voor de aanvrager van die vergunning onderscheidenlijk degene, aan
wie die vergunning is verleend, gedurende een maand nadat de desbetreffen
de beschikking aan hem is uitgereikt of verzonden schriftelijk beroep open
op burgemeester en wethouders.
5. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een beroep, inge
steld op grond van het derde lid, binnen een maand nadat het desbetref
fende beroepschrift bij hen is ingekomen. Zij kunnen hun beslissing voor
ten hoogste één maand verdagen.
6. Op elke beschikking, als bedoeld in het derde lid, wordt melding
genaakt van de beroepstermijn en van de wijze, waarop beroep kan worden
ingesteld