Beroep van de heer 0. van der Meer tegen weigering van een door hem bouwvergunning voor het oprichten van een bergplaats op het perceel 6 te Lekkum. gevraagde Miedwei Bijlage no. 89 Leeuwarden, 14 februari 1 969 Aan de Gemeenteraad. De heer 0. van der Meer te Lekkum heeft bij een op 24 december 1968 inge komen schrijven bij U beroep ingesteld tegen ons besluit van 26 november 1968 no. B377/68, waarbij wij op zijn verzoek om vergunning voor het oprichten van een* bergplaats op het perceel Miedwei 6 te Lc.ckum afwijzend hebben beschikt. Ingevolge het bepaaldein artikel 51 her Woningwet moet het verzoek om voor ziening tegen weigering van een bouwvergunning binnen een maand na de dag- waarop het afschrift van het besluit is verzonden, bij de Gemeenteraad worden ingediend Het desbetreffende afschrift is op 3 december 1968 verzonden, zodat het verzoek om voorziening tijdig is ingekomen en appellant in zijn beroep kan v/orden ontvangen. Het bouwplan van de heer van der Meer omvat het oprichten van een berg plaats voor huishoudelijk gebruik bij zijn woning aan de Miedwei te Lekkum. Deze woning is gelegen in het gebied waarop het plan in hoofdzaken van de gemeente Leeuwarderadeel van toepassing is. Ter plaatse van de woning is de grond bestemd voor landbouw, tuinbouw en veeteelt met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen Het bouwplan is derhalve in strijd met het ter plaatse geldende uitbrei dingsplan (thans bestemmingsplan), terwijl ook de bij het plan behorende over- gangs bepaling niet voorziet in een bouw als door de heer van der Meer wordt voorgestaan. Bij de beoordeling van de bouwaanvraag hebben wij onderzocht of er geen aanleiding zou kunnen zijn de bouwvergunning met toepassing van art. 20 van de Wederopbouwwet te verlenen. Wij hebben aan dit artikel evenwel geen toepas sing kunnen geven, omdat voorzover zulks op dit moment valt te bezien, de agrarische bestemming van het onderhavige gebied in een nieuw bestemmingsplan zal worden bestendigd. De andere belangrijke overweging die mede geleid heeft tot weigering van de bouwvergunning heeft betrekking op de welstand. De bezwaren uit een oogpunt van welstand richten zich hoofdzakelijk tegen de materiaalkeuze van de wanden van de bergplaats. Deze wanden zullen worden opgetrokken uit betonplaten met een geschilderd steenmotief. V/ij zijn met de Schoonheidscommissie van oordeel, dat dit imitatie-metselwerk in deze lande lijke omgeving misplaatst is, vooral als daarbij in overweging wordt genomen, dat de kleur bestaat uit een sgnthetische verfstof van rode kleur. De bereid heid van de heer van der Meer om de kleur van de dakbedekking en de beton- rarnen aan tepassen aan de materialen, die gebruikt worden bij de in aanbouw zijnde boerderij komt derhalve niet tegemoet aan deze bezwaren. De gevraagde vergunning is dan ook op grond van het bepaalde in artikel 43 der Woningwet terecht geweigerd. Nu de weigering mede voortvloeit uit welstandsoverwegingen zou zich in gevolge artikel 390, 3e lid, van de Bouwverordening kunnen laten voorlichten door de zogenaamde Hogere Schoonheidscommissie. Wij zien in deze procedure voor het onderhavige geval evenwel weinig aanleiding, omdat de weigering mede steunt op strijd met het vigerende uitbreidingsplan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1969 | | pagina 66