Uit het bovenstaande blijkt evenwel, dat de ontwikkeling van de onder-
werpelijke wijk reeds de volle aandacht van ons college heeft en dat deze
wijk wordt betrokken in een stedebouwkundig plan, dat thans wordt voorbereid,
V/ij geven U in overweging het resultaat van onze werkzaamheid af te vrachten
en ons te machtigen adressante te informeren overeenkomstig hot bovenstaande,
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. Tiekstra, loco-Burgemeester.
i.J. Kingma, loco-Secretaris.
Preadvies op het verzoek van het bestuur van de Openbare Bibliotheek
Leeuwarden inzake de verkoop van grond aan het Oldehoofsterkerkhof.
Bijlage no. 247. Leeuwarden, 30 juli 19^9
Aan de Gemeenteraad.
Op 30 juni j.l. hebt U om preadvies in onze handen gesteld de brief van
het bestuur van de Openbare Bibliotheek Leeuwarden van 29 mei j.l., inzake
de verkoop bij raadsbesluit van 19 mei j.l. aan de Staat der Nederlanden van
een bouwterrein, gelegen aan de noordzijde van het Oldehoofsterkerkhof, naast
het gebouw van de Provinciale Bibliotheek. Het bestuur voornoemd stelt daarin,
dat de informatie, die Uw Raad in de raadsvergadering van 19 mei j.l. hierom
trent van ons college heeft gekregen, onvoldoende was. Op die grond verzoekt
het bestuur het voorstel tot verkoop van het bedoelde terrein opnieuw in
overweging te nemen.
Het lijkt ons wenselijk U ten aanzien van deze aangelegenheid van de
volgende feiten op de hoogte te stollen.
Reeds op 19 maart i960 heeft de directeur van de Rijksgebouwendienst ons
gevraagd een geschikt terrein aan het Rijk aan te bieden ten behoeve van de
bouw van een nieuw rijksarchief. Nadat hieromtrent verschillende suggesties
naar voren waren gekomen, hoeft genoemde directeur op 22 februari 1963 Se~
vraagd, of het mogelijk was het rijksarchief te bouwen aan de Boterhoek, on
middellijk ten oosten van de nieuwe provinciale bibliotheek. Een aantal be
sprekingen is voorafgegaan aan onze brief van 12 mei 1964, nr. 6211, waarin
wij ons bereid hebben verklaard mede te werken aan en mitsdien aan Uw raad
een voorstel te willen doen inzake het beschikbaar stellen van dit ton-ein
ten behoeve van de bouw van een rijksarchiefgebouw. Op 5 oktober 19^5 deelde
genoemde directeur ons mede, dat de Rijksgebouwendienst naar aanleiding van
onze brief van 12 mei 1964 aan een architect opdracht had verstrekt tot het
ontwerpen van een rijksarchiefgebouw op het terrein naast de provinciale bi
bliotheek. De hiervoren aangehaalde stukken liggen voor U ter inzage.
Op 4 maart 1964 bereikte ons oen programma van eisen voor een nieuw ge
bouw van de openbare bibliotheek. Vervolgens heeft het bestuur van de Vereni
ging Openbare Bibliotheek Leeuwarden ons op 9 oktober 1964 onder moer gevraagd
de toezegging te doen, dat het nieuwe gebouw zou mogen worden gebouwd aan de
oostzijde van het Oldehoofsterkerkhof. Uit deze correspondentie is voortge
vloeid de mededeling onzerzijds van 17 maart 19&5 aan bestuur van de Ver
eniging Openbare Bibliotheek Leeuwarden,dat wij geen bezwaren hadden tegen stich
ting van een nieuw bibliotheekgebouw in de zuidoostelijke hoek van het Olde
hoofsterkerkhof. Het is U bekend, dat de raad tenslotte op 22 december 1965
niet heeft kunnen besluiten tot het uitgeven in erfpacht aan genoemde Vereni
ging van het zuidoostelijke gedeelte van het Oldehoofsterkerkhof ten behoeve
van het stichten van een nieuw bibliotheekgebouw. Op 12 september 1966 heeft
het bestuur van laatstbedoelde vereniging in een tot U gericht adres gevraagd
het terrein naast de provinciale bibliotheek alsnog aan deze vereniging toe
te wijzen, zulks niettegenstaande het feit, dat bij do behandeling van het
voorstel tot uitgifte in erfpacht van een zuidoostelijk gedeelte van het Olde
hoofsterkerkhof dezerzijds reeds nadrukkelijk was gesteld, dat do gemeente
ten opzichte van het terrein naest de provinciale bibliotheek niet vrij is
in verband met de toezegging van dit terrein aan het Rijk. V/ij hebben naar
aanleiding daarvan niettemin getracht door het arrangeren van een bespreking
tussen partijen oen beiden bevredigende oplossing te bewerkstelligen. Daarbij
bleek evenwel, dat hot Rijk bijzonder gesteld bleef op de eigondomsverkrijging
van het terrein naast de provinciale bibliotheek en derhalve met klem aandrong
op gestanddoening van de bij onze brief van 12 mei 1964 - hiervoor aangehaald -
gedane toezegging inzake de overdracht van de grond.