Het weigeren van medewerking voor het aanbrengen van een afrastering bij de R.K. Kleuterschool aan de Bachstraat. Bijlage nr. 250., Leeuwarden, 30 juli 1969. Aan de Gemeenteraad, Het bestuur van de Stichting Katholiek Onderwijs Leeuwarden heeft zich bij brief, ingekomen op 20 mei 1969 5 tot gericht met het verzoek mede werking te mogen ontvangen, als bedoeld in artikel 50 der Kleuteronderwijs- wet, voor het aanbrengen van een stalen afrastering om een gedeelte van het terrein van haar kleuterschool "Marije's Kleuterhof", aan de Bachstraat no, 61. Ter adstructie van zijn verzoek deelt het schoolbestuur mede, dat met het aanbrengen van een dergelijke afrastering wordt beoogd een einde te maken aan baldadigheden, welke op het schoolterrein regelmatig plaats vinden, zoals het vernielen van ruiten, het gooien van zand in de putjes, het ver nielen van de beplanting en het bevuilen van de zandbak. Hond het gehele terrein van de onderhavige school bevindt zich een heg. Ter plaatse van het speelterrein (waar het schoolbestuur de gevraagde afrastering wenst aan te brengen) is dit een dichte ligusterheg ter hoogte van ruim 1 meter. Deze is op een tweetal plaatsen onderbroken, doch op deze plaatsen is prikkeldraad aangebracht, dat evenwel stuk is. Rond dit speel terrein wenst het schoolbestuur thans een stalen afrastering aan te brengen ter hoogte van 1.75 m, voorzien van gaas tot een hoogte van 1.50 m en daar boven nog drie draden prikkeldraad. De onderhavige aanvraag kan van twee kanten worden benaderd, enerzijds voorzover het schoolbestuur met de gevraagde medewerking beoogt een voorzie ning tot stand te brengen tot herstel van de bestaande kapotte terreinafschei ding en anderzijds voorzover genoemd bestuur de bestaande afscheiding in zijn geheel wenst te vervangen door de thans gevraagde. Voor wat het eerste facet betreft zijn wij van oordeel, dat het dichten van de openingen in de bestaande afrastering moet worden aangemerkt als gewoon onderhoud, zodat de aanvraag vanuit dit oogpunt gezien niet v0or inwilliging vatbaar is. Voor wat het tweede aspect betreft merken wij op, dat het aanbrengen van een afrastering rond een schoolterrein dan wel het vervangen van een bestaande afrastering door een afrastering van een andere soort en construc tie moet v/orden aangemerkt als een verandering van inrichting. Ten deze dient derhalve te worden nagegaan of door de inwilliging van de aanvraag de normale eisen aan het geven van kleuteronderwijs te stellen worden overschreden. In dit verband zij erop gewezen, dat een afrastering, als door het schoolbe stuur gewenst, ten behoeve van het terrein van een school voor het kleuter onderwijs hier ter stede nog nimmer is toegepast. In de regel wordt volstaan met een eenvoudige afrastering van draad of hout ter hoogte van maximaal 1 meter, al dan niet met een daarachter liggende beplanting. Een dergelijke sobere terreinafscheiding is naar onze mening voldoende en past ook in het meer algemene streven een zoveel mogelijk open stadsbeeld te behouden. Met name ten aanzien van schoolterreinen achten wij een hermetisch afsluiten, als het adresserend schoolbestuur blijkbaar bedoelt, niet gevenst. Ook uit de terzake bestaande jurisprudentie blijkt, dat een afscheidin van het schoolterrein eenvoudig dient te zijn, wil er geen sprake zijn van overschrijding van de normale eisen. Gewezen zij op het K.B. van 14 november 1947, nr. 142, waarin o.a. werd overwogen; "dat ingevolge artikel 2, sub 5? van de Algemene Regelen, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 15 februari 1924? Staatsblad nr. 48, een bij een school behorende speelplaats door eenvoudige en doelmatige afscheidingen van de aangrenzende terreinen en de openbare wegen moet worden afgesloten;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1969 | | pagina 110