No. 14306
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 2 oktober
1969 (bijlage no. 303);
BESLUIT
aan te kopen van M. de Jong, en diens echtgenote T.C. van der Feer, beiden
wonende te Leeuwarden, Tjerk Hiddesstraat 6, een strook grond ter grootte
van plm. 9m2, deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, sectie F, no. 3676, welk gedeelte op de bij dit besluit be
horende tekening roodgekleurd is aangegeven, voor een prijs van 200,--
en voorts onder de volgende bedingen:
1de grond wordt overgedragen met alles wat daarop of daarin aanwezig is,
met alle daarop rustende erfdienstbaarheden en lasten en daaraan ver
bonden rechten, doch vrij van huur en hypotheek;
2. 'door en voor rekening van de gemeente Leeuwarden wordt op de nieuwe
grens van erfscheiding een tuinhek van azobé-hout geplaatst, voorzien
van twee draaihekken;
3. door en voor rekening van de gemeente Leeuwarden wordt het bestaande
toegangspad naar de woning zonodig onder afschot herlegd en in aanslui
ting gebracht met het nieuwe trottoir;
4. door en voor rekening van de gemeente Leeuwarden wordt, indien nood
zakelijk en gewenst, het resterende gedeelte van de tuin zover opge
hoogd, dat een aanvaardbare aansluiting aan het nieuwe trottoir wordt
verkregen;
5. aan de verkopers wordt door de gemeente Leeuwarden een bedrag van
500,-- uitgekeerd wegens kosten van het herstellen van de tuin;
6. desgewenst wordt het materiaal, afkomstig van de door of vanwege de
gemeente Leeuwarden te verwijderen erfscheiding aan de verkopers ter
plaatse ter beschikking gesteld;
7. de levering geschiedt op de dag van het verlijden van de akte van over
dracht
8. van de levering af komen alle zakelijke lasten en belastingen, welke
van het over te dragen perceelsgedeelte worden geheven, voor rekening
van de gemeente Leeuwarden;
9. de verkopers zijn tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die
wegens uitwinning;
10.partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
11.de kosten van overdracht komen voor rekening van de gemeente Leeuwar
den.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Instandhouding openbare scholen voor gewo. :n lager onderwijs te Goutum,
ïïempens, Lekkum en Wirdum.
Bijlage no. 304. Leeuwarden, 2 oktober 19^9»
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 22 bis van de
Lager-onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad tot opheffing van een
openbare school voor gewoon lager onderwijs, indien het aantal leerlingen,
berekend naar de maatstaf van artikel 28 dier wet, minder bedraagt dan het
in eerstgenoemd artikel aangegeven getal. Dit getal hangt af van het aantal
inwoners van de gemeente en bedraagt voor gemeenten van 50.000 - 100.000
inwoners (waartoe Leeuwarden behoort) 100.
Aangezien het gemiddeld aantal leerlingen van de Wiardaskoalle te
Goutum, dé J.H. van IJsselskoalle te Hempens, de Prof. Vassenberghskoalle
te Lekkum en de Uniaskoalle te Wirdum dit jaar resp. 56, 21, 63 en 49 be
draagt zou op grond hiervan tot opheffing van deze scholen moeten worden
overgegaan.
Krachtens artikel 22 bis, tweede lid, der wet kunnen deze minder dan
100 leerlingen tellende scholen evenwel in stand worden gehouden, indien
de gemeenteraad beslist, dat de instandhouding ingevolge artikel 19 der
wet wordt gevorderd. Dit artikel schrijft voor, dat in elke gemeente vol
doende lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen,
welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid
toegangeklijk zijn.
Wanneer de Raad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een derge
lijke beslissing neemt, behoeft voor een termijn van drie jaren niet tot
opheffing van de betreffende scholen te worden overgegaan. Aangezien het
laatste raadsbesluit inzake de instandhouding van bovengenoemde scholen
werd genomen op 7 november 1966 (zie ons ter inzage liggend voorstel van
27 oktober 1966, bijlage no. 323), dient thans opnieuw onder ogen te worden
gezien, of voor het nemen van een nieuw besluit voldoende aanleiding be
staat O
De in 1966 aangevoerde argumenten gelden ook thans weer. Opheffing van
één of meer van de genoemde scholen zou tot gevolg hebben, dat de leerlingen
moeten worden overgeplaatst naar een andere dorpsschool of naar stadsscholen.
Met het oog op de in dat geval door de leerlingen, in tal van gevallen met
gebruikmaking van drukke verkeerswegen, af te leggen afstanden, achten wij
dit geen aanvaardbare oplossing, afgezien van de vraag, of in de daarvoor
in aanmerking komende scholen wel voldoende plaatsruimte beschikbaar zou
zijn. Aan het reeds genoemde voorschrift van artikel 19 van de Lager-onder
wi jswet 1920, dat voldoende openbaar lager onderxvijs in een genoegzaam
aantal scholen moet worden gegeven, zou naar onze mening in dat geval stel
lig niet v/orden voldaan. Yoorts kan nog worden opgemerkt, dat de school in
Lekkum, na gedurende een reeks van jaren een tweemansschool te zijn ge
weest, sinds de aanvang van dit schooljaar, zij het misschien tijdelijk,
weer een driemansschool is.
Aan het vorenstaande kunnen wij nog toevoegen, dat wij aan een school,
als samenbindend element in de plaatselijke samenleving, grote betekenis
hechten. Opheffing kan, vooral in de kleinere dorpen, tot aantasting van
de dorpsgemeenschap leiden en moet uit dien hoofde ongewenst worden geacht.
Op grond van al hetgeen hiervoor werd opgemerkt en met name wat betreft
de naleving van artikel 19 van de Lager-onderwijswet 1920, zijn wij van
oordeel, dat niet tot opheffing van een of meer van de genoemde dorpsscholen
dient te worden overgegaan, zodat wij U in overweging geven te besluiten
overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
de Jong
Secretaris.