No. 14738.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen een op 22 se tember 1969 ingekomen verzoek van het bestuur
van de Vereniging tot bevordering van schoolonderwijs naar de leer der
Gereformeerde Kerken in Nederland, gevestigd te Leeuwarden, om mede
werking als bedoeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920, voor
de uitbreiding van de rijwielstalling bij de school voor gewoon lager
onderwijs, de Joh. BogermanschoolBrandemeer 35, alhier;
overwegende, dat de school beschikt over een rijwielstalling, plaats
biedend aan 14 rijwielen, doch dat deze voor een belangrijk deel beno
digd is ten behoeve van de rijwielen van de leerkrachten;
dat de school het karakter draagt van een streekschool, zodat een
niet onbelangrijk aantal leerlingen - gelet op de afstand van huis naar
school - van een rijwiel gebruik moet maken teneinde de school te
kunnen bezoeken;
dat het treffen van de nodige voorzieningen derhalve gewenst moet
worden geacht en dat door de inwilliging van het verzoek de normale
eisen, aan het geven van lager onderwijs te stellen, in dit geval niet
worden overschreden;
dat het verzoek voldoet aan de in artikel 73 der wet omschreven
eisen;
gelet op het advies van Burgemeester en Wethouders, d.d. 2 oktober
1969 (bijlage no. 311
BESLUIT
de gevraagde medewerking te verlenen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Wijziging gemeenschappelijke regeling ziektekostenvoorziening.
Bijlage no. 312 Leeuwarden, 2 oktober 1969*
Aan de Gemeenteraad.
Het bestuur van het Instituut Ziektekostenvoorziening Gemeente-ambtenaren
IZA-Friesland heeft op voorstel van het dagelijks bestuur besloten aan
de Raden van de gemeenten in deze provincie een wijziging van de IZA-regeling
voor te stellen. Deze wijziging beoogt de toelating als deelnemer in het
Instituut mogelijk te maken van wethouders van gemeenten van 40*000 of meer
inwoners
Ter toelichting merk ik het volgende op:
Ingevolge artikel 100 van de gemeentewet genieten de wethouders behalve
hun jaarwedde, onder welke naam ook, generlei inkomen uit de gemeentekas, dan
hetgeen verbonden is aan een andere, hun opgedragen openbare gemeentebedie
ning. Zou een wethouder tot de IZA-regeling worden toegelaten op dezelfde
wijze als de ambtenaar (de kpsten van de voorziening worden door de gemeente
en de ambtenaar gelijkelijk gedragen) dan zou worden gehandeld in strijd met
het hiervoren vermelde artikel. Aan deze moeilijkheid is tegemoet gekomen op
de volgende wijze:
Van de toe te laten wethouder zal over een kalenderjaar een bijdrage worden
gevorderd, overeenkomende met het volgens de begroting van het instituut voor
dat jaar gemiddeld per deelnemer aan bijdragen van de deelnemers, de gemeen
ten, de lichamen en instellingen op te brengen bedrag. De desbetreffende ge
meente stort in dit geval zoveel minder in de kas van het instituut als de
bijdrage van de wethouder meer bedraagt dan het geval zou zijn geweest, in
dien niet van de paritaire lastenverdeling zou zijn afgeweken.
Een voorbeeldmoge een en ander verduidelijken.
Normale vaststelling van de IZA-bijdrage van een deelnemer met een hef-
fingsgrondslag van meer dan 20.200,-- per jaar.
bijdrage deelnemer: 3-5i° van 20.200,-- 707?"
bijdrage gemeente 3-5 i° van 20.200,-- 707 --
Totaal _/(L4!4iir
Voor een toe te laten wethouder wordt de IZA premie als volgt berekend:
Gemiddelde bijdrage per deelnemer volgens begroting 1969:
2 x 3-5^= ifo van 12.862,07 (gemid. heffingsgrondslag) fPPrM'
De bijdrage van de wethouder is hieraan gelijk derhalve 900,34*
Volgens do formulering voor de wethoudorsbijdrage
wordt het aandeel van dg gemeente:
/1.414?-- minus 900,34 513,66
totaal ƒ1414.?
Er van uitgaande, dat de gemiddelde uitkering per deelnemer voor het
jaar 1969 wordt geraamd op 832,-- kan worden gesteld, dat de toe te laten
wethouder op basis van de hierbovengenoemde verdeelsleutel zijn (gemiddelde)
werkelijke kosten geheel zelf draagt. Gesteld kan worden, dat hetgeen de ge
meente nog in de kas van het instituut moet storten, niet ten goede komt van
de wethouder, doch ten goede van andere deelnemers. De gemeentelijke bijdrage
kan dan ook niet worden aangemerkt als een tegemoetkoming in de particuliere
kosten en derhalve ook niet als inkomen uit de gemeentekas.
Opgemerkt zij, dat bij KB van 9 maart 19688 122, de besluiten van de
Raden der gemeenten, aangesloten bij het Instituut Ziektekostenvoorziening
Ambtenaren in Zuid-Holland, strekkende om de wethouders tot het IZA toe te la
ten, zijn vernietigd op grond van artikel 100 derde lid, van de gemeente
wet. Dit laatste heeft ook plaats gevonden t.a.v. de'besluiten van de raden
van de Noordhollandse gemeenten.