- 2 -
dat niettemin met toepassing van artikel 8 van de Woningwet 1901
(het zgn. kassenartikel) een tijdelijke vergunning is verleend voor de
bouw van een loods door "Noord" N.V. achter haar perceel Brédyk 49 5
dat, om handhaving van dit bedrijf ter plaatse mogelijk te maken,
aan de betreffende grond in het plan de bestemming "bedrijven en bedrijfs-
gebied" is gegeven, evenals aan het overige, oostelijke deel van de aan
deze reclamant in eigendom toebehorende kadastrale perceel, gemeente Hui-
zum, sectie F, nr. 407;
dat het achter het pand Brédyk 47 gelegen perceel, kadastraal bekend
gemeente Huizum, sectie F, nr. 147 (gedeeltelijk), in eigendom toebeho
rende aan reclamant A. Wielinga van de Noord Ned. Caravan Centrale even
eens de bestemming "bedrijven en bedrijfsgebied" heeft;
dat deze gronden ingevolge het aan de orde zijnde plan voor 70^ mo
gen v/orden bebouwd;
dat een eventuele uitbreiding van de bedrijven van reclamanten - zij
het in bescheiden mate - op bovenbedoelde gronden voorts nog kan worden
verwezenlijkt
dat aldus terdege rekening is gehouden met de belangen van adres
santen;
dat daarbij is gegaan tot het maximum van wat stedebouwkundig ver
antwoord is en het onaanvaardbaar is terzake nog verder te gaan;
dat, wanneer de onderhavige bedrijven zó expansief zijn, dat de nu
voor bedrijven aangewezen gronden onvoldoende mogelijkheden bieden, zij
hun plaats dienen te vinden op een industrieterrein, waartoe in de ge
meente voldoende mogelijkheden aanwezig zijn;
dat de stelling van reclamanten, dat aan het plan in zijn geheel het
karakter is gegeven van agrarische gemeenschap, onjuist is;
dat de bezwaren van deze reclamanten ongegrond dienen te worden ver
klaard;
dat de heer Smidt te Warga, eigenaar van de kadastrale percelen,
gemeente Huizum, sectie F, no's 466 en 4^79 bezwaar maakt tegen de ont
eigening van deze percelen, omdat hierdoor de mogelijkheid vervalt op de
ze percelen zelf een woning te bouwen en omdat een uitbreiding van het
bestaande kerkhof op een deel van zijn percelen is geprojecteerd;
dat het plan niet de onteigening van eigendommen beoogt, doch enkel
het geven van bestemmingen aan gronden, zodat formeel het onderhavige be
zwaarschrift geen betrekking heeft op dit plan;
dat, niettemin ingaande op de materiële inhoud van dit schrijven, do
bovenbedoelde terreinen ingevolge het vigerende plan in hoofdzaak (van
de gemeente Leeuwarderadeel) een agrarische bestemming hebben;
dat op deze terreinen derhalve geen andere dan agrarische bebouwing
kon worden toegestaan;
dat deze terreinen deel uitmaken van de reeds gedeeltelijk afgegra
ven terp;
dat de bedoeling van het plan voorziet in het - zo veel mogelijk -
herstellen in zijn oude waarde van de terp, waarbij woningbouw onaan
vaardbaar moet worden geacht;
dat daarom het plan niet zodanig dient te worden gewijzigd, dat aan
het bezwaar van de heer Smidt kan worden voldaan;
dat is gebleken, dat behoefte bestaat aan een geringe uitbreiding
van het bestaande kerkhof;
dat door de huidige opzet van het plan de wenselijk geachte uit
breiding uit stedebouwkundig oogpunt verantwoord is;
dat deze uitbreiding harmonisch past in het groene hart rond de tern
en kan dienen als element in de reconstructie van de terp;
dat een andere plaats voor de uitbreiding van het kerkhof in dit
plan niet logisch en stedebouwkundig niet verantwoord is;
dat het 1 Cl Cl ntje ten noorden van het bestaande kerkhof als voetpad
in het plan is opgenomen, waardoor de fraaie beplanting ter weerszijden
van dit laantje kan worden gehandhaafd;
dat de bezwaren van reclamant Smidt ongegrond dienen te worden ver
klaard
iPÜVBSCPi
- 3 -
dat de bezwaren van de heer Zandstra, welke overigens niet gemoti
veerd zijn, zijn gericht tegen hetdempen van de terpvaart, gelegen ach
ter zijn perceel Buorren 22, en tegen de onteigening van een gedeelte va
zijn voortuin;
dat de door reclamant bedoelde terpvaart is gelegen tussen zijn ach
tertuin en die van de heer Posthuma, wonende Buorren 26;
dat de onderhavige grond in het plan de bestemming tuin en/of open
erf heeft;
dat dit evenwel niet inhoudt, dat deze terpvaart zal worden gedempt
dat bedoelde vaart zonder bezwaar kan worden gehandhaafd;
dat ten behoeve van de reconstructie van de Buorren inderdaad een
strookje grond van reclamant nodig zal zijn, hetgeen hoofdzakelijk het
gevolg is van het vooruitspringen van zijn voortuin;
dat blijkens het plan na deze reconstructie nog voldoende voortuin
bij de woning aanwezig blijft;
dat de bezwaren van deze reclamant dan ook ongegrond dienen te wor
den verklaard;
dat de bezwaren van de heren Span en Slauerhoff zich richten togen
de eventuele demping van de achter de percelen Buorren 22 tot en met 30
gelegen terpvaarten, tegen de onteigening van een gedeelte van hun voor
tuinen en tegen het eventueel uitbreiden van de begraafplaats;
dat het bestemmingsplan niet inhoudt, dat bedoelde terpvaarten sul
len worden gedempt;
dat het gebied, waarin deze vaarten zijn gelegen, is aangewezen als
archeologisch monument en alszodanig dan ook in het plan is aangegeven;
dat de mening, dat een gedeelte van de voortuinen van de woningen
van reclamanten moet worden onteigend, kennelijk op een misverstand be
rust
dat blijkens het plan het niet nodig is, dat reclamanten ten be
hoeve van de verbetering van de Buorren een gedeelte van hun voortuir.e;
afstaan;
dat voor de weerlegging van de - niet gemotiveerde - bezwaren van
reclamanten tegen de eventuele uitbreiding van het kerkhek dezelfde mo
tieven gelden als die, vermeld met betrekking tot het bezwaarschrift
reclamant Smidt;
dat de bezwaren van reclamanten Span en Slauerhoff dan ook - jgw
grond dienen te worden verklaard;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 5 december
1969 (bijlage no. 403);
gelet op de artikelen 10 e.v. van de Wet op de ruimtelijke Orde
ning;
BESLUIT
I. de beswaren van de onder 1 tot en met 5 genoemde reclamanten onge
grond te verklaren;
II. vast te stellen het bestemmingsplan Goutum, overeenkomstig de bij
dit besluit behorende tekening (no. 95-46), toelichting en voor
schriften.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.