Friesland volgde de landelijke trend: van februari 1968 af is
de geregistreerde arbeidsreserve maand voor maand lager dan in de ver
gelijkbare maanden van het jaar te voren. In augustus 1969 bereikte
zij een peil van 23^0 tegen 2,6$ in augustus 1968. In het rayon
Leeuwarden was de situatie navenant, met dien verstande dat de werk
loosheid aldaar, zoals gebruikelijk, lager was dan in Friesland als
geheel, nlin augustus 19&9 1,9/^* Zoals in de aanbiedingsbrief van
vorig jaar is uiteengezet, houdt dit verschijnsel verband met Leeuwar
dens functie als werkstad en de geringere gevoeligheid van de Leeuwar
der structuur voor conjuncturele invloeden.
Laten wij voorop stellen dat het ons verheugt dat de arbeids
marktsituatie ook in Friesland is verbeterd. Wij laten daar echter
direct op volgen dat onze structurele problemen daarmee niet zijn
opgelost. De zwakte van onze structuur is de afgelopen jaren duide
lijk gebleken: een kleine conjuncturele inzinking was al voldoende om
de werkloosheid sterk te doen stijgen. Zonder twijfel zal een onver
hoopt nieuwe recessie hetzelfde beeld te zien geven. In feite is het
zo, dat momenteel de zwakke structuur en de daarmee samenhangende
problemen door de conjunctuur worden versluierd. Zo is het opvallend
dat ondanks de, door de conjunctuur in het leven geroepen, spanningen
op de arbeidsmarkt Friesland nog steeds een vertreksaldo te zien
geeft. Een vertreksaldo dat, afgaande op de tot nu bekende migratie-
gegevens, wat hoger is dan in de vergelijkbare periode van 1968.
Dit duidt erop, dat öf de vraag naar arbeidskrachten zich richt op
een categorie werknemers, die - als gevolg van de toenemende scholing
der beroepsbevolking - schaars gaat worden, nl. ongeschoolden, öf de
werfkracht, die de bedrijven uitoefenen, nog niet groot genoog is om
een evenwichtige migratiebalans te bewerkstelligen.
Friesland bevindt zich in een merkwaardige positie: tekort aan
arbeidskrachten, dat sommige bedrijven zelfs aanleiding heeft gege
ven toestemming te vragen buitenlandse arbeidskrachten aan to trekken
enerzijds, structurele tekortkomingen, zich uitend in een nog steeds
voorkomend vertrekoverschot en een lager inkomen per hoofd der bevol
king anderzijds. Deze positie kan slechts worden verbeterd door op
voering van het vestigingsklimaat voor die industriële en dienstver
lenende bedrijven, die de structuur van ons gewest kunnen versterken.
Dit vereist betere verbindingen met andere landsdelen, voldoende en
goed geoutilleerde industrieterreinen en een gunstig woon- en leef
klimaat. Wil Leeuwarden als provinciale hoofdstad zijn functie kunnen
blijven vervullen - en wij zouden willen onderstrepen, dat een kracht:'