Zowel raadsleden als niet-raadsleden zijn benoembaar, de laatsten weer op
aanbeveling van ons college. Ten aanzien van het zitting hebben van raadsJ
leden en niet-raadsleden mogen wij overigens verwijzen naar het gestelde1
onder b1Voor elke commissie kan in het besluit tot instelling daarvan I
het daarvoor passende ledental worden bepaald. Voor wat de zittingsduur 1
van dc leden betreft geldt hetgeen wij daaromtrent onder blvermeldden
eveneens. Secretaris van een dergelijke commissie kan ook hier weer een I
door ons college aangewezen secretarie-ambtenaar zijn.
V/elke commissies?
1e. Commissie voer de Dienst Reiniging en Brandweer;
2e. Commissie voor de Energiebedrijven;
3e. Commissie voor hot Marktwezen en het Slachthuis;
4e. Commissie voor het Woningbedrijf
5e. Commissie voor het Grondbedrijf;
6e. Commissie voer de Dienst voor Sport en Recreatie;
7e. Commissie voor de Dienst voor Gezondheidszorg;
8e. Commissie voor het Gemeentelijk Muziekinstituut;
9e. Commissie van beheer voor het gemeentelijk studiefonds (hierbij zijl
opgemerkt, dat deze -reeds lang bestaande- commissie niet gekoppeld
zal zijn aan een aangewezen tak van dienst; zij- functioneerde echter
altijd al als een (buitenwettelijke) beheerscommissie en kan nu in
het wettelijke kader worden ingepast; haar taak zal (nagenoeg) alleen
een beheerstaak zijn; slechts bij uitzondering zou zij wellicht ook I
als commissie van advies cn bijstand kunnen fungeren).
Bij deze opsomming van bestaande en in te stellen commissies met ook
beheersbevoegdheid tekenen wij nog aan, dat voor elke commissie afzonder
lijk nauwkeurig en in concreto zal moeten worden vastgesteld wat haar
taak en bevoegdheden zullen zijn. Het zal tijd vergen een en ander zorg
vuldig uit te werken. Voor ieder van deze commissies zal een afzonder
lijk samenstel van bepalingen nodig zijn; een algemene, all.es omvattende-
verordening lijkt moeilijk realiseerbaar. Wellicht zijn er onder de zo
even genoemde commissies ook waarvoor beheerstaken niet voor de hand
liggend zullen blijken te zijn. De uitwerking zou naar ons gevoelen het
beste kunnen geschieden nadat U zich in principe omtrent een en ander
hebt uitgesproken. Daarna zijn wij voornemens de regelingen voor de di
verse commissies, die tevens met beheerstaken kunnen worden belast, suc
cessievelijk aan U ter vaststelling voor te leggen. Voorlopig zullen daaw
om thans de zoëven genoemde commissies, tegelijk met die, vermeld onder
b1als commissie van advies en bijstand (zonder meer) in het leven moe
ten worden geroepen of worden gecontinueerd, met dien verstande, dat
voor de beide laatstvermelde commissies (Commissie voor het Gemeentelijk.
Muziekinstituut en de Commissie van beheer voor het gemeentelijk studie
fonds) de thans bestaande situatie voorlopig het beste kar worden gehard-
haafd en de terzake geldende regelingen voorshands van kracht kunnen
blijven. Deze beide commissies hebben immers nu reeds een bepaalde be
heerstaak. Wij zijn voornemens de samenstelling en de taakstelling van
deze beide commissies te zijner tijd nader onder ogen te zien en U daar
omtrent nadere voorstellen te doen. Het lijkt ons wenselijk met de toe
kenning van beheersbevoegdheden een voorzichtige start te maken en met
gebruikmaking van de opgedane ervaringen geleidelijkaan verder te gaan
op de ingeslagen weg, waarvan wij hierboven het tracé aangaven. Voorzo
ver het reeds bestaande commissies betreft zouden wij deze zelf ook in
de gelegenheid willen stellen suggesties te doen omtrent de aan haar te
delegeren bevoegdheden en taken en haar over een ontwerp-regeling terzake
willen raadplegen. Uiteraard blijft ook de mogelijkheid aanwezig nader
hand nog uitbreiding te geven aan de in eerste instantie aan een commis
sie toevertrouwde taak.
- 9 -
Het komt ons voor, dat door toepassing van de hier geschetste methode
op verantwoorde wijze gebruik kan worden gemaakt van de thans bestaande
wettelijke mogelijkheden tot overdracht van bevoegdheden.
Om U er een beeld van te geven hoe wij ons voorstellen, dat aan de
hier ontvouwde ideeën vorm kan worden gegeven, voegen wij hierbij een
proeve van een verordening betreffende de Commissie voor het Woningbe
drijf. Deze proeve is bedoeld om mede als uitgangspunt van de discussies
te dienen en wordt dus thans nog niet ter vaststelling aan U voorgelegd.
Opgemerkt zij nog, dat wij hebben overwogen U ook voor te stellen een
commissie van advies en bijstand (wellicht ook te belasten met beheers
taken) in te stellen voor de Dienst voor Sociale Werkvoorziening. In ver
band met de krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening ingestelde Sociale
Uerkvoorzieningscommissie en de aan deze opgedragen taken lijkt het ons
voorlopig beter daarnaast niet nog een andere commissie bij het beheer
van deze dienst te betrekken.
c. Bestuurscommissies
Zoals wij hierboven reeds stelden, kan het in zeer uitzonderlijke ge
vallen wenselijk of noodzakelijk blijken met het overdragen van bevoegd
heden aan een gemeentelijke commissie verder te gaan dan zoëven onder b2
is aangegeven. Wij denken hier aan situaties, waarin samenwerking met
privaatrechtelijke instellingen wenselijk is, doch doze slechts te ver
wezenlijken is, indien een orgaan met beslissingsbevoegdheid wordt ge
vormd, waarin ook de andere partners in die samenwerking vertegenwoor
digd zijn. Vóór de wijziging van de Gemeentewet van 9 juli 1964 ciet be
trekking tot de commissies moest men in een dergelijk geval zijn toe
vlucht in de regel nemen tot de keuze van de (privaatrechtelijke) stich
tingsvorm.
Thans kan gebruik worden gemaakt van de publiekrechtelijke figuur van de
gemeentelijke commissie en dat zal bij voorkeur dan ook moeten gebeuren.
Het lijkt ons, gelet op de positie, de taak en de samenstelling van een
dergelijke commissie, minder passend deze tevens als commissie van advies
en bijstand voor burgemeester en wethouders aan te merken.
Als voorbeeld van hetgeen wij hier op het oog hebben noemen wij de
samenwerkingsvorm, waartoe wij tezamen met de besturen van de bijzondere
scholen in de gemeente met betrekking tot de schooladviesdienst trachten
te komen. Zonder vrijwel integrale overdracht van bevoegdheden -zij het
met de nodige waarborgen voor de gemeente voor wat de financiële aspec
ten betreft- aan een bestuurscommissie, waarin het openbaar onderwijs en
de diverse instellingen van bijzonder onderwijs min of meer evenredig
vertegenwoordigd zijn, is een dergelijke samenwerking niet te realiseren.
Wij hopen U terzake te zijner tijd een voorstel te kunnen doen.
Andere, soortgelijke bestuurscommissies, die naar ons gevoelen alleen
□aar in uitzonderlijke gevallen zullen moeten worden ingesteld, kunnen
wij thans niet noemen. Onzes inziens is dat nu ook niet nodig. V/anneer
zich een daarvoor in aanmerking komende situatie voordoet, zullen wij toch
steeds een afzonderlijk voorstel hieromtrent aan U doen. Besluiten dien
aangaande zullen wij in dit algemene kader dan ook niet van U vragen. V/ij
hebben deze-min of meer exceptionele- vorm hier slechts willen noemen
om U een zo volledig mogelijk beeld van deze materie te geven.
d. Raden (artikelen 61 en 63 van de gemeentewet).
Omtrent de positie van een raad mogen wij verwijzen naar hetgeen wij
daarover stelden in de aanhef vanonderdeel B van punt 2 van deze nota. Als fune-
tie van een functionele raad zien wij:
primair: een bepaald stuk samenleving om de tafel te brengen, mede ter
bevordering van de coördinatie en het totstandbrengen van nieuwe
initiatieven;
secundairadviserend werkzaam te zijn ten opzichte van het gemeente
bestuur (gemeenteraad en burgemeester en wethouders).