- wsmkiSKKga mFZJiijr* r. - 2 - Zoals uit ons voorstel van 2 april 1969 tot verlenging van het opstal recht tot 1 september 1970 (bijlage nr. 140) blijkt, heeft deze verlenging plaats gehad teneinde de mogelijkheid te hebben om de vraag, of een verdere verlenging van dat recht dan wel een beëindiging daarvan wenselijk zou zijn, te bezien in het kader van de conclusies van de Commissie Cultureel Centrum Leeuwarden, die wij tijdig tevoren verwachtten. Inmiddels heeft het bestuur van de Vereniging "De Harmonie" ons mede gedeeld, dat het het opstalrecht niet na 1 september 1970 wenst te verlengen. Dit bestuur is n.l. tot de conclusie gekomen, dat het om financiële redenen voor de vereniging noodzakelijk is de exploitatie van de Harmonie op korte termijn te beëindigen. Genoemd bestuur stelde het op prijs zo spoedig mogelijk de gevolgen van de beëindiging van het opstalrecht te regelen. Naar aanleiding van de daarna gevoerde besprekingen heeft de Vereniging "De Harmonie" ons bij haar brief van 24 oktober 1969 - die wij voor U ter inzage hebben gelegd - meegedeeld, dat naar haar mening bij het eindigen van hot opstalrecht op 1 september 1970 de gehele exploitatie van "De Harmonie" zou moeten overgaan naar een voor dit en andere doelen door de gemeente op te richten stichting. "De Harmonie" verklaarde zich daarbij bereid om, wanneer het bedrag van de taxatie (die toen nog.niet had plaats gehad) hoger zou zijn dan het bedrag, nodig om de vereniging schuldenvrij te ontbinden, het meerdere om niet ter beschikking te stellen van de stichting, die met het beheer en de exploitatie van het gebouw zal worden belast. Omgekeerd vroeg de vereniging van ons do schriftelijke toezegging, dat wij, wanneer het bedrag van de taxatie lager zou zijn dan het bedrag, dat nodig zou zijn om "De Harmonie" schuldenvrij te ontbinden, aan zouden voor stellen hot gebouwencomplex op een zodanig tijdstip vóór 1 september 1970 over te nemen, dat een schuldenvrije liquidatie naar verwachting wel mogelijk zou zijn. Teneinde de continuïteit in de bedrijfsvoering te verzekeren zou de exploitatie in dat geval vóór 1 september 1970 aan bovenbedoelde stichting moeten worden overgedragen. De vereniging voegde daaraan toe, dat, indien er een overschot als zoeven bedoeld zou zijn, "De Harmonie" de inventaris en de overige roerende goederen, die gebezigd worden voor de exploitatie van het Harmoniecomplex, om niet aan de bovenbedoelde stichting zal overdragen. Indien er niet een zodanig voordelig verschil tussen taxatiewaarde en financiële verplichtingen zou zijn, zal de vereniging een en ander aan die stichting overdragen tegen ten hoogste de waarde, die op dezelfde wijze wordt bepaald als de waarde van de onroerende goederen, doch in elk geval tegen een bedrag, dat niet hoger is, dan dat, waarmee de financiële verplichtingen van de vereniging de taxatiewaarde van de onroerende goederen zouden overtreffen. Kort samengevat komt dit er op neer, dat do vereniging zo mogelijk de gelegenheid moet hebben zonder nadelig liquidatiesaldo de Harmonie op te geven, dat zij bereid is een overschot aan de op te richtn stichting ten goede te doen komen, maar een mogelijk dreigend tekort zou willen vermijden door een eerdere overdracht van de eigendom of in elk geval de exploitatie van de Harmonie. Bij brief van 4 november 1969 hebben wij aan de Vereniging "De Harmonie" doen weten, dat wij ons met de hierboven weergegeven inhoud van haar schrijver, van 24 oktober 1969 konden verenigen. Teneinde inzicht te krijgen in de verhouding tussen de bovenbedoelde te verwachten financiële verplichtingen van de vereniging en hetgeen haar als vergoeding van de waarde van de opstallen bij het eindigen van het opstal recht zal toekomen,stelde do Vereniging "De Harmonie" prijs op een spoedige taxatie van die waardeWij hebben gemeend daaraan medewerking te moeten verlenen. Derhalve vond een taxatie plaats van de waarde van de onroerende goederen, die krachtens het opstalrecht aan de vereniging in eigendom toe behoren en bij het eindigen van dat recht naar de gemeente overgaan. - 3 - De taxatie geschiedde door twee deskundigen, waarvan overeenkomstig de aan hot opstalrecht verbonden voorwaarden dén door de vereniging en dén door ons is aangewezen. Zoals blijkt uit hun voor ter inzage gelegde rapport van 20 november 1969 hebben beide taxateurs bedoelde waarde een stemmig bepaald op f. 750.000,Bit bedrag zal de gemeente dus per 1 september a.s. aan de vereniging verschuldigd zijn. Hij hebben reden aan te nemen, dat dit bedrag de thans nog niet precies vast te stellen financiële verplichtingen van de vereniging bij een voortzetting door haar van de exploitatie van de Harmonie tot 1 september a.s zal overtreffen, zodat van oen eerder overnemen door do op te richten stichting van die exploitatie geen sprake behoeft te zijn en waarschijnlijk aan die stichting nog een be paald (ons nu dus nog niet bekend) bedrag ten goede zal komen. Bovendien zal do stichting dan alle roerende goederen, die gebezigd worden voor de exploitatie van hot Harmoniecomplex, om niet van öc vereniging verkrijgen. Zoals uit hot vorenstaande al blijkt, zijn wij bij- het overleg met de Vereniging "Do Harmonie" er van uitgegaan, dat do suggestie van de Commissie Cultureel Centrum Leeuwarden om het beheer van het culturele- centrum, ge vormd door de Beurs en de Harmonie, i.n handen te geven van oen gemeentelijke stichting wordt gevolgd. Tot het in hot loven roepon van een dergelijke stichting kan de raad besluiten. Ingevolge artikel 228, eerste lid, onder a, van de gemeentewet behoeft een besluit tot oprichting van een stichting de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Volgens artikel 254 van genoemde wet wordt goedkeuring op een zodanig besluit niet verleend dan indien deze vorm van behartiging van het openbaar belang daarvoor in verband met de aard van dat belang bijzonder aangewezen moot worden geacht. Met de Commissie Cultureel Centrun Leeuwarden menen wij, dat zulks hier inderdaad het geval is. Op grond van het vorenstaande hebben wij statuten van een stichting als bovenbedoeld doen ontwerpen. Deze zijn hierbij gevoegd. Let lijkt ons, dat deze concept-statuten in het algemeen geen toelichting behoeven. Slechts op een enkel punt willen wij even ingaan. De omschrijving van het doel van de stichting en van de middelen ter verwezenlijking van dat doel zijn zo ruim gesteld, dat de stichting niet alleen gemeentelijke, maar ook andere gebouwen kan beheren en exploiteren en dat zij niet alleen de nodige akkommodatie kan verschaffen aan op cultureel terrein werkzame organisaties, doch ook zelf culturele activi teiten kan ontplooien en culturele evenementen kan organiseren. Het bestuur zal volgens het ontwerp bestaan uit negen personen, die door de gemeenteraad worden benoemd, Vijf daarvan worden benoemd op voor dracht van ons college, vier op voordracht van de culturele raad en, indien die er niet is, op aanbeveling van ons college. Alvorens tot laatstbedoelde aanbeveling over te gaan zullen wij echter de daarvoor naar ons oordeel in aanmerking komende instellingen of organen moeten raadplegen. Te zijner tijd zal de raad moeten besluiten bot het in beheer en exploitatie geven aan de stichting van de Harmonie en mettertijd ook het Beursgebouw. Daarbij kunnen de voorwaarden, waaronder een en ander geschiedt, - o.m. op financieel gebied - worden vastgesteld. Ter uitvoering van een zodanig besluit zal de gemeente met de stichting een overeenkomst dienen te sluiten. Zoals reeds werd opgemerkt, onderschrijven wij de conclusies en aanbe velingen van de Commissie Cultureel Centrum. Wij menen, dat het rapport een waardevolle bijdrage levert voor de verdere ontwikkeling van Leeuwarden en dat bij realisering van de gedane aanbevelingen onze stad in de toekomst ook op cultureel terrein zijn functie op uitstekende wijze zal kunnen ver vullen. Met betrekking tot de verwezenlijking van de aanbevelingen brengen wij nog het volgende onder Uw aandacht. Zoals in het rapport reeds wordt opge merkt, zullen de plannen in feite niet kunnen worden uitgevoerd, wanneer dit in financieel opzicht niet door aanzienlijke rijks- c.q. provinciale subsi dies mogelijk wordt gemaakt. X***» m cV*

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1970 | | pagina 164