- 51 -
5BGG0TING ^IGËHENE BIENOT.
Hoofdstuk II
Volgno22
De personeelsuitgaven nemen voortdurend toe. Kan
er niet nög meer gestreefd worden naar het invoe
ren van arbeidsbesparende technieken en machines?
Zijn de hoofden van dienst voldoende op de hoogte
van wat er aan nieuwe dingen voor hen op de markt
komt? Zijn zij bereid tot vermindering van onder
danen te komen? Kan door een kritisch efficiëncy-
onderzoek niet een beter inzicht worden verkre
gen, zowel door de leidende functionarissen, het
College, als de Raad?
Op welke wijze worden de bevorderingen van de amb
tenaren geregeld. Wordt de beslissing tot bevor
deren (of niet) genomen door B. en W.al of niet
op advies van de hoofden van dienst? Of is er een
(onafhankelijke) commissie, waarin functionarissen
van verschillend niveau zitting hebben, die advi
seert of beslist? Is er van verschillende func
ties een omschrijving waaruit enigszins objectief
het bezoldigingsniveau volgt? Is er tegen een
niet verkregen bevordering bij de een of andere
instantie beroep mogelijk?
Hoofdstuk III.
Volgno.114»
Hoe is de stand van zaken m.b.t. het 10-jaren
plan voor het verbeteren van de openbare ver
lichting?
In het Veestratenblok wordt geklaagd over de
slechte openbare verlichting. Wanneer wordt hier
de verlichting aan de eisen van de tijd aangepast?
In overweging wordt gegeven op het parkeerterrein
Oude Veemarkt een klok te plaatsen, dan wel, door
verplaatsing, de bij het busstation aanwezige klok
de beoogde functie mee te laten vervullen.
Hoofdstuk V.
Algemeen
Wat denkt het College voor concrete maatregelen
te nemen ter oplossing van het probleem der socia
le woningnood in onze gemeente? (ontruiming van
krotten en het scheppen van vervangende goede en
goedkope woonruimte).
Wat behelst precies de inhoud van de een dezer da
gen verschenen circulaire van de Minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening?
Wat is de mening van het College over het effect
van de in genoemde circulaire voorgestelde maatre
gelen? Hoe denken B. en W. met de voorstellen van
de Minister te kunnen werken en is daarbij samen
werking met de besturen van de woningbouwcorpora
ties voldoende verzekerd?