■G No. 11050a. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 29 juli 1970 (bijlage no. 252); B E S L U I T 2 vast te stellen een Uitkerings- en pensioenverordening wethouders overeenkomstig het bij dit besluit behorende model, door de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten bij brief d.d. 29 mei 1970, no. 3326, aangeboden aan de leden van die Vereniging, een en ander met dien verstande, dat; a. artikel 1, lid 2, wordt gelezen als volgt: "2. De raad kan beslissen dat geen uitkering wordt toegekend aan een gewezen wethouder: a. die zich in vreemde krijgsdienst of in vreemde overheidsdient heeft begeven en naar zijn oordeel zich daardoor uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen; b. die wegens enig strafbaar feit is veroordeeld waaruit na: r zijn oordeel blijkt dat hij zich uit Nederlands nationaal oogpunt be schouwd onwaardig heeft gedragen; c. die overeenkomstig artikel W9 van de Kieswet van het lidmaatschap van de Raad vervallen verklaard is; d. wiens ontslag voortvloeit uit het feit dat hij zich aan kennelijk wangedrag of grove verwaarlozing van zijn taak heeft schuldig gemaakt. Onder grove verwaarlozing van zijn taak wordt begrepen het zonder genoegzame grond weigeren de in .artikel 129 van de ge- meantnwet bedoel.de inlichtingen aan de raad te verstrekken, o. artikel 28 wordt gerezen als voxgt "1. De raad kan het uitzicht of het recht op pensioen geheel of ge deeltelijk vervallen verklaren: a. indien degene die dat uitzicht of recht heeft zich in vreemde krijgsdienst of in vreemde overheidsdienst heeft begeven en naar zijn oordeel zich daardoor uit Nederlands nationaal, oogpunt on waardig heeft gedragen; b. indien degene die dat uitzicht of recht heeft wegens enig straf baar feit is veroordeeld waaruit naar zijn oordeel blijkt dat hij zich uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen; c. indien degene die dat uitzicht of recht heeft overeenkomstig artikel W 9 van de Kieswet van het lidmaatschap van de Raad ver vallen verklaard is; d. indien het ontslag als wethouder die dat uitzicht of recht heeft voortvloeit uit het feit dat hij zich aan kennelijk wangedrag of grove verwaarlozing van zijn taak heeft schuldig gemaakt. On der grove verwaarlozing van zijn taak wordt begrepen het zonder genoegzame grond weigeren de in artikel 129 van de gemeentewet bedoelde inlichtingen aan de raad te verstrekken. 2. In bijzondere gevallen kan de Raad een door of als gevolg van de toepassing van het vorige lid vervallen uitzicht of recht op pen sioen geheel of gedeeltelijk herstellen.";

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1970 | | pagina 141