4. de verkopers zijn tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die
wegens uitwinning;
No9143.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEWARD EN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 22 juni
1970 (bijlage no. 218);
BESLUIT:
I. aan te kopen van H. de Jong en diens echtgenote A. Klaver, beiden.,
wonende te Leeuwarden, Poppeweg 16, het erfpachtsrecht op het
perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, nummer 11657
groot 175 centiare, en de daarop staande opstal, plaatselijk bekend
Poppeweg 16, voor een koopsom van 28.400,en voorts onder de
volgende bedingen:
1. het gekochte wordt door de gemeente aanvaard in de toestand,
waarin dit zich ten dage van de overdracht bevindt, met alle
daarop rustende erfdienstbaarheden en lasten en daaraan verbonden
rechten, doch vrij van huur en hypotheek;
2. de levering geschiedt op de dag van het verlijden van de akte
van overdracht;
3. van de levering af komen alle zakelijke lasten en belastingen,
welke van het over te dragen onroerend goed worden geheven, voor
rekening van de gemeente Leeuwarden;
5. partijen doen afstand van het recht tót het vragen van ontbinding,
als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk
Wetboek;
6. de kosten van de overdracht komen voor rekening van de gemeente
Leeuwarden;
7ten behoeve van de aankoop van de vervangende woning Reinier de
Graafstraat 3 zal de gemeente aan de verkopers een hypothecaire
geldlening verstrekken, met genoemd pand Reinier de Graafstraat 3
als onderpand, groot 23.000,
8. de onder 7 bedoelde geldlening zal geschieden als volgt:
a. een bedrag groot 10.000,tegen een rente van waarvan
de hoofdsom niet opvorderbaarmaar wel aflosbaar is tot het
tijdstip, waarop overdracht of overgang van het recht van
eigendom van de gekochte woning op anderen dan de bovengenoemde
schuldenaren plaats vindt;
b. een bedrag, groot 13.000,--, niet rentedragend, vopr een
looptijd van maximaal 25 jaar, waarop per jaar 4$ van de
hoofdsom moet worden afgelost;
de geldlening zal overigens geschieden naar de bij hypotheek
beschikking gebruikelijke voorwaarden;
II. het onder I bedoelde perceel onder te brengen in het Woningbedrijf.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.
Nota over de gemeentelijke reserves
Bijlage no. 219' Leeuwarden, 29 juli 1970.
Aan de Gemeenteraad.
Inleiding Ter gelegenheid van de vaststelling van enkele gemeentebe
grotingen in voorgaande jaren is reeds uitvoerig van gedach
ten gewisseld over de functie, die omvang en de al of niet nood
zakelijke groei van de gemeentelijke reserves. De gevoerde dis
cussies hebben geleid tot een toezegging onzerzijds om in een
afzonderlijke nota op het vraagstuk van de gemeentelijke reser
ves terug te komen. Het betreft hier een bijzonder ingewikkel
de materie, waarbij het gemeentelijke financiële beleid in al
zijn facetten is betrokken. De voorbereiding van deze nota heeft
dan ook meer tijd gevergd dan waarop wij aanvankelijk hadden
gerekend.
Reservevor- Omdat de financiële constructie van de gemeentehuishouding op
ming bij een aantal punten wezenlijke verschillen vertoont met die van
particuliere de particuliere ondernemingen is het wellicht nuttig om vooraf
ondernemingen enige opmerkingen te maken over de vorming van reserves bij par
ticuliere ondernemingen.
De noodzaak voor particuliere ondernemingen om reserves te vor
men wordt in de literatuur onder meer gemotiveerd met beschou
wingen omtrent
a. de behoefte aan financieringsmiddelen, zowel ter verzekering
I van de voortgang van het productieproces als ten behoeve van de
expansie van het bedrijf;
b. de behoefte aan middelen om bij tijdelijke stoornissen van
het productieproces verliezen te kunnen dekken en winstuitke
ringen aan aandeelhouders te kunnen stabiliseren.
In het op maken van winst gerichte ondernemingen wordt er dan
ook naar gestreefd om niet alle winst uit te keren, doch een
deel van de winst te reserveren voor bovengenoemde doeleinden.
Financieel In de vervulling van haar specifieke overheidstaak is de gemeente
statuut gc— niet con op hot maken van winst gerichte instelling. Dc uiddclen-
ueenten voorziening van Ie gemeenten doer gomeentofondcuitkoringen, rijks-
uitkeringen, eigen belastingen, enzovoort., is er in principe op
gericht dat elk jaar zijn eigen lasten moot dragon zodat er geen
tekorten of overschotten ontstaan.' Do gemeenten moeten komen tot
een sluitend jaarbudget.
Voor zoveel er toch tekorten of overschotten ontstaan is dat
een gevolg van min of meer toevallige afwijkingen tussen de
ramingen in de begroting en de werkelijke inkomsten en uitga
ven volgens de rekening.
Het is practisch uitgesloten de jaarlijkse inkomsten en uitga
ven zo exact te ramen, dat ook de inkomsten en uitgaven in de
rekening met elkaar in evenwicht zijn. Vrijwel steeds zal er op
rekeningsbasis een voordelig of nadelig saldo ontstaan.
De algemene reserve van de gemeente, die in de begroting voor
1970 op rond 5-400.000,is geraamd, is voor een bedrag van
2.870.000,gevormd uit min of meer toevallige rekeningsover
schotten, terwijl daaraan een bedrag groot 2.530.000,is
toegevoegd aan zogenaamde gedeblokkeerde middelen uit het ge
meentefonds.