NO. 9553
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen een op 1 juni 1970 ingekomen verzoek van het "bestuur van de
Vereniging tot Stichting en Instandhouding van scholen met de Bijbel te
Huizum (Fr.), gevestigd te Leeuwarden, om medewerking, als "bedoeld in
artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920, voor de aanschaffing van twee
docentensets ten behoeve van de klassen 1 en 2 van de onder zijn bestuur
staande Ernst CasimirschoolJulianalaan 2, alhier;
overwegende, dat uit een ter plaatse ingesteld onderzoek is geble
ken, dat bij de inrichting van de klassen 1 en 2 geen docentensets zijn
aangeschaft en dat thans gebruik wordt gemaakt van oude, slappe tafels
en stoelen;
dat de aanschaffing van twee docentensets gewenst moet worden ge
acht en dat door inwilliging van het verzoek de normale eisen, aan het
geven van lager onderwijs te
dat het verzoek voldoet
wet 1920 gestelde eisen;
gelet op het advies van
(bijlage no221
stellen, niet zullen worden overschreden;
aan de in artikel 73 der Lager-onderwijs-
Burgemeester en Wethouders van 29 juli 1970
E S L U I T
de gevraagde medewerking te verlenen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Bijdragen in het onderhoud ran nolens.
Bijlage no. 222. Leeuwarden, 29 juli 1970-
Aan de Gemeenteraad.
Zoals bekend is, is sedert 1961 een regeling van kracht, ingevolge
welke door de overheid wordt gesubsidieerd in da onderhoudskosten van de
nog in werking zijnde windmolens. Op giond van deze regeling neemt het
Rijk van de jaarlijks subsidiabel verklaarde onderhoudskosten, welk
subsidiabel bedrag maximaal 1 .000,— per molen bedraagt 40$ voor zijn
rekening, terwijl de provincie 10$ van vorenbedoelde kosten tot een maximum
van 100,vergoedt. Bij raadsbesluit van 31 januari 1962, nr. 862 is de
gemeentelijke bijdrage voor elke windmolen in de gemeente Leeuwarden, over
elk jaar waarin de molen op gezette tijden in bedrijf is geweest, bepaald
op 10$ van het voor het onderhoud van de molen in het betreffende jaar
uitgegeven bedrag, met een maximum van 100,--- per molen per jaar.
De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft
besloten tot een wijziging van voormelde regeling en heeft eveneens een
subsidieregeling in het leven geroepen voor niet in werking zijnde
molens
Deze regeling blijkt uit brieven van Gedeputeerde Staten dezer Provincie
van 19 juli 19681e afd.no. 8957 en van 6 oktober 19^9» 1e afd., no.
12.878, welke bij de stukken voor U ter inzage zijn gelegd. De regeling is
op 1 januari 19^9 in werking getreden.
In het kort behelst de regeling het volgendes
I. Subsidiëring onderhoud van in werking zijnde molens.
In verband met de stijging van lonen en prijzen is het bedrag de onder
houdskosten, dat jaarlijks per molen maximaal subsidiabel wordt ver
klaard, verhoogd van 1.000,tot 1.500,--. Het Rijk draagt van
de onderhoudskosten 40$ en de Provincie 15$> terwijl van de Gemeenten
25$ wordt verwacht. Voor onze Gemeente betekent dit derhalve een
bijdrage van maximaal 375?-- Per jaar per molen.
II. Subsidiëring onderhoud van buiten bedrijf gestelde molens.
Ten aanzien van de subsidiëring van de onderhoudskosten van buiten
bedrijf gestelde molens gelden desüffc percentages als do onder I genoemd,
echter met dien verstande, dat het maximum bedrag van de onderhouds
kosten, dat voor subsidie in aanmerking komt, wordt gesteld op
1 .000,-- per jaar. Voorzover de du:.ten bedrijf gestelde molens
eigendom zijn van particulieren, zuilen op eigenaren, zo zij voor
subsidie in aanmerking willen komen, r1 ..enen te garanderen, dat de
bestede bedragen aan het onderhoud aan de gehele molen ten goede
komen en niet slechts aan dat deel daarvan, dat voor hen van econo
misch nut is.
Dit is met name van toepassing op industricmolensdie buiten bedrijf
zijnde, vaak als opslagplaats wore en gebruikt. Molens, dit tot woning
of café zijn verbouwd en door deze verbouwing niet meer maalwaardig
zijn, komen onder geen voorwaarde in aanmerking voor een bijdrage in
de kosten van onderhoud. Voor onze Gemeente betekent dit een oijdr&ge
van maximaal 250,-- per jaar per molen.