-■
do Woningbedrijf
Zoals U bekend is, zijn do huurprijzen in onze gemeente per 1
September 1969 geliberaliseerd. Deze huurliberaiisatie betekent, dat
voor een deel van hot gemeentelijk woningbezit per genoemde datun
oen einde is gekomen aan het uit de jaren 1940—1945 daterende systeem
van wettelijke huurprijsbeheersing en dat de huurprijzen in overleg
tussen de huurder en verhuurder kunnen worden vastgesteld.
De huurliberaiisatie geldt echter nic-t voor alle woningen, omdat
de Wet jaarlijkse huurverhogingen (wet van 24 december 1968, Stb.703)
van toepassing blijft op woningen, die op of na 5 mei 1945 aijn ge
bouwd net steun uit s rijks kas, zolang het rijk nog jaarlijkse bij
dragen voor deze woningen verleent. Toorts gelden voor woningwetwonin
gen nog bijzondere voorschriften van rijkstoezicht op do huren en be
hoeven wijzigingen in de huurprijs do goedkeuring van de Minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Bij de behandeling van do begroting voor hot dienstjaar 1970
hebben wij U reeds in kennis gesteld van ons voornenen on de huren
van een aantal niet meer onder de wettelijke huurregelingen vallende
wor_ing;en te doen taxeren door een commissie van deskundigen, bestaan
de uit één architect en vier makelaars. Deze taxatie achtten wij van
belang omdat in de periode van wettelijke huurprijsbeheersing belang
rijke verschillen zijn ontstaan in de huurprijzen van oude en nieuwe
woningen, welke verschillen niet meer uitsluitend zijn te verklaren
uit verschillen in woningtypen en woongerief van oude en nieuwe wo
ningen. Een harmonisch opgebouwd huurpatroon is een noodzhkelijke
voorwaarde voor het voeren van een goed huisvestingsbeleid omdat het
de doorstroming bevordert.
Een tweede belangrijk motief voor het verrichten van huurtaxaties is
gelegen in het feit, dat daarmede een goed uitgangspunt wordt verkre
gen voor het overleg met de huurders. Het is U bekend, dat wij aan de
huurders hebben voorgesteld de geconstateerde verschillen tussen de
getaxeerde en de werkelijke huurprijzen in drie jaren te overbruggen
door in de jaren 1970 t/m 1972 boven de normale huurverhogingen een
extra verhoging te vragen gelijk aan een derde van het verschil tus
sen de getaxeerde en op 30 juni 1970 werkelijk betaalde huurprijzen.
In verband net door de huurders ingebrachte bezwaren tegen de door
ons voorgestelde huurverhoging hebben wij gemeend de Huuradviescommis
sie te moeten vragen haar oordeel uit te spreken over de redelijkheid
van onze voorstellen. Op het tijdstip, waarop deze aanbiedingsbrief
verschijnt, zal de Huuradviescommissie ten aanzien van de huren van