i a I I 1 I p« p? 9t .ggTSt-^:» A Ei.il age 6. FINANCIËLE BETREKKINGEN TUSSEN RIJK EN GEMEENTE Nu de begroting 1971 door de Raad in zijn nieuwe samenstelling zal worden behandeld, wordt bij het voor de financiële huishouding van de gemeente zo uitermate belangrijke onderwerp van de financiële betrekkingen tussen het Rijk en de gemeente een uitvoeriger toelich ting gegeven dan de laatste jaren gebruikelijk was. Dit teneinde de nieuwe leden van de Raad hierin enig inzicht te verschaffen. Voor het financieren van de kosten van de gemeentelijke huishou ding is de gemeente in hoofdzaak aangewezen op bijdragen van het rijk. De uitkeringen van het rijk zijn te onderscheiden in een algemene uit kering en doeluitkeringen. De algemene uitkering wordt gedaan krach tens de Financiële Verhoudingswet 1960, terwijl de doeluitkeringen worden gedaan krachtens eveneens de Financiële Verhoudingswet i960 en diverse bijzondere wetten en regelingen. De middelen van de algemene uitkering, die de gemeente ingevolge de Financiële Verhoudingswet 1960 van het Rijk ontvangt, kan zij ter vrije keuze besteden. Anders is dit gesteld met de doeluitkeringen. Deze laatste beogen om tegenover specifieke uitgaven, zoals die voor politie en onderwijs, specifieke inkomsten te stellen. In het algemeen gaat het om verzorgingssectoren van de gemeente, welke door vrij stringente wettelijke regelingen beheerst \rorden. De autonome bevoegdheden van de gemeente zijn op deze gebieden beperkt. Het Rijk kan voor dergelijke uitgaven dan ook gemakkelijker speciale vergoedingsregelingen vaststellen, omdat een zekere mate van unifor miteit in de beleidsvoering bestaat en het Rjjk daarin zelf een be langrijk aandeel heeft. Zo stelt het de omvang van het politie-perso- neel vast. De kosten van het onderwijs zijn voor een belangrijk ge deelte gerelateerd aan wettelijke normen van aantallen leerkrachten, leerlingen en lokalen, terwijl de jurisprudentie vrij exact aangeeft het maximaal bereikbare doch daardoor tevens minimaal noodzakelijke niveau van verzorging, waartoe de overheid verplicht is. Uitgangspunt bij de doeluitkeringen is, dat zij gemiddeld een volledige dekking geven voor de landelijke kosten van de sector, waar voor zij in het leven worden geroepen. Het is dus mogelijk, dat de ene gemeente er aan tekort komt en een andere gemeente er aan overhoudt. Dit kan een kwestie zijn van plaatselijke afwijkingen ten opzichte van de gemiddelde omstandigheden, danwel van het autonome beleid, hetwelk voor deze sector in een gemeente wordt gevoerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1970 | | pagina 192