Bijlage 6 (vervolg)
- 7 -
de kosten over 1970? gedeeld door drie. De vermenigvuldigingsfac
tor voor deze kosten voor 1971 is voorlopig vastgesteld op 1,31.
Hierbij is in aanmerking genomen, dat in overleg met do Ministers
van Cultuur, Recrea,tie en Maatschappelijk ¥erk en van Sociale Za
ken en Volksgezondheid besloten is om te bevorderen, dat per sal
do enkele verschuivingen in de kosten van sociale zorg naar do rijks
begroting c.q. naar de sfeer van de sociale verzekeringen tot stand
worden gebracht
Zonder deze maatregelen zou de factor sociale zorg in plaats van
de hierbovengenoemde waarde van 1,31 voorlopig moeten zijn vastge
steld op 1,44»
Bij het samenstellen van de gemeentebegroting kon met bovengenoemde
verschuivingen nog geen rekening worden gehouden. De gevolgen van
deze verschuivingen voor het gemeentelijk budget kunnen nog niet
worden overzien. Daarom is de uitkering voor Sociale zorg die de
gemeente uit het gemeentefonds over 1971 zal ontvangen voorlopig
geraamd op SO^o van de geraamde uitgaven voor sociale zorg.
E. Uitkeringen basisonderwijs en buitengewoon onderwijs.
Bij circulaire van 10 juli 1970 heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken mededelingen gedaan omtrent de voorlopige normbedragen inzake
bovengenoemde onderwijsuitkeringen uit het Gemeentefonds voor 1971?
waaraan hot volgende kan worden ontleend.
1Basisonderwijs
a. Bij het bepalen van de hoogte der voorlopige bedragen voor
do sticlitingskosten van les- en van gymnastieklokalen voor
1971 is uitgegaan van de vermoedelijke definitieve bedragen
voor i960ofschoon een beslissing daaromtrent nog moet wor
den genomen en deze derhalve nog niet exact vaststaan. Deze
vermoedelijke bedragen steunen ten dele op een extrapolatie
van de gegevens, verkregen bij een enquête inzake de werke
lijke kapitaalsuitgaven tot en met 1963» Uit een nieuwe
enquêtte zal moeten blijken in hoeverre de betrachte extra
polatie in overeenstemming is met de werkelijke gang van
zaken in de jaren 1964-1968. De Ministers van Binnenlandse
Zaken en van Financiën hebben nochtans gemeend, de voorlopige
normbedragen voor sticlitingskosten voor 1971 niet langer van
uit de enquêttegegevens van i960 te moeten bepalen, zoals tot
en met 1970 het geval is geiireest.