tc
- 10 -
Bijlage 6 (vervolg)
Kosten stichting en inrichting van gebouwen (art. 5, 2e lid,
sub a, van de Financiële Verhoudingswet 1960).
Be voorlopige normbedragen per lokaal over 1970 en 1971 luiden
als volgt:
Stichtingsjaar
1970 voorlopig
I97I voorlopig
tot en
met
1929
950?
880?
1930 tot en
mot
1945
1.100?
1.280?--
1946 tot en
met
1949
1.600?
1.900?
1950 tot en
net
1954
2.000?
2.170?
1955 tot en
net
1957
2.450?
2.890?--
1958
3.000?
3.I9O?
1959
3.O5O?
3.150?
1960
3.25O?
3.160,—
1961
3.425,—
5.610?
1962
3.600?--
5.97O,—
1963
3.950?--
4.O7O,—
1964
4.400?--
4.970,—
1965
c; f. 0 k
6.030?--
1966
6.450?
7.35O,—
1967
8.350?
8.260?--
1968
8.75O?
1
O
r-^
r-r\
co
1969
8.9OO?
9.300?
1970
9.100,--
10.220?
1971
10.420?--
Kosten van onderhoud, verlichting, verwarming en schoonhouden
(art5,2e lid,sub b?van de Financiële Verhoudingswet 1960)
Be voorlopige normbedragen per lokaal zijn voor 1970 2.335?--
en voor 1971 J 2.975?--»
Onderhoud schoolmeubelen, leermiddelen en allo overige uitgaven
(art5? 2e lid, sub cvan de Financiële Verhoudingswet 1960")
Be voorlopige normbedragen per leerling zijn voor 1970 66,60
en voor 1971 f 77?85.
Kosten gymnastieklokalen
(art5?2e lid, sub d van de Financiële Verhoudingswet i960).
De voorlopige normbedragen (voor de stichtingskosten per lokaal
en voor de exploitatiekosten per lokaal per klokuur gebruik
door scholen voor basisonderwijs) voor 1970 011 1971 luiden ais
volgt