mm v Het verlenen van medewerking aan het "bestuur van de Stichting tot op richting en instandhouding van een of meer Christelijke scholen voor buitenge\iToon lager onderwijs voor Leeuwarden en omgeving voor het herstel van de lichtkozijnen van de Da Costaschool. Bijlage no, 429. Leeuwarden, 2 decemher 1970. Aan de Gemeenteraad. Bij een op 26 novemker 1970 ingekomen "brief heeft het bestuur van de Stichting tot oprichting en instandhouding van één of meer Christelijke scholén voor buitengewoon lager- onderwijs voor Leeuwarden en omgeving zich tot U gericht met het verzoek medewerking te mogen ontvangen, als bedoeld in artikel 183 van het Besluit buitengewoon onderwijs 19^7 je artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920, voor het herstel van de licht- kozijnen van de onder zijn bestuur staande Da Costaschool voor buitenge woon lager onderwijs, Schieringerweg 30, alhier. Als toelichting op zijn verzoek deelt het bestuur mede, dat de licht koz i jnen van genoemde school op verschillende plaatsen verrot zijn, met name ter plaatse van de onderdorpels van de sandwichpanelen en van de dorpels tussen deze panelen en het erboven aanwezige glas, terwijl ook de stijlen op deze plaatsen aangetast zijn. Een en ander is naar het oordeel van het schoolbestuur te wijten aan een constructiefout. Bij een ter plaatse ingesteld onderzoek is gebleken, dat de sand wichpanelen, evenals het glas, in sponningen zijn aangebracht. De panelen en het glas zijn bevestigd door middel van latten. Bij het verwijderen van enkele beschadigde latten is gebleken, dat er verf en kitsporen aanwezig waren. De kwaliteit van de verf en de kit, nodig voor een volledige dichting tussen lat en kozijn, kan thans niet meer worden beoordeeld. Het gebruik van dergelijke opsluitlatten, al of niet met toepassing van kit, ter plaatse van horizontale dorpels aan de onderzijde van glasvlakken of panelen is inmiddels gebleken riskant te zijn. Bij de geringste onzorg vuldigheid in de uitvoering of in de keuze van de kwaliteit van de toe te passen beschermingsmiddelen, waarbij de breedte van de opsluitlatten mede van invloed is, kunnen door inwatering desastreuze gevolgen ontstaan. Bij het onderzoek is komen vast te staan, dat bij de onderhavige school inderdaad rottingsverschijnselen optreden. Gelet op het vorenstaande alsmede op de omstandigheid, dat de school nog slechts enige jaren oud is, zijn wij met het schoolbestuur van mening, dat hier moot worden ge sproken van een constructiefout. Blijkens de terzake bestaande juris prudentie kan een schoolbestuur in een dergelijk geval ^n beroep doen op artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920. Door inwilliging van het verzoek zullen de normale eisen, aan het geven van lager onderwijs te schreden. Hierbij merken wij nog op, dat, mocht werking blijken, dat bepaalde onderdelen van de stellen, naar ons oordeel niet worden over- bij de verdere uit te treffen voorzieningen tot het normale onderhoud moeten worden gerekend, de hieraan verbonden kosten uiteraard voor rekening van het schoolbestuur blijven. Aangezien het verzoek overigens voldoet aan do in de wet gestelde eisen, behoort de gevraagde medewerking te worden verleend. Wij adviseren dan ook te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp. Bux^gemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemees ter de Jong Secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1970 | | pagina 312