Aanhangsel no. 18.
Schriftelijke vragen van het raadslid, de heer M. Tjerkstra, bij brief d.d.
4 juni 1970 met betrekking tot de grondberging in Lekkum.
Blijkens het verslag van de op 14 januari 1970 gehouden vergadering
van de afdeling II van de gemeenteraad ter voorbereiding van de Ontwerp-be-
grotingen voor 1970 is door mij o.m. het volgende gezegd (blz. 5 van het
verslag)
"Het Grondbedrijf heeft de afgelopen zomer in Lekkum grond gestort op
"een perceel, gelegen achter pas gereed gekomen woningen - dit tot ver
ontwaardiging van de bewoners. In de eerste plaats wordt hun daardoor
"het uitzicht voor een zeer lange tijd ontnomen en in de tweede plaats
"is hier een gelegenheid ontstaan, waar de kinderen zich ontzaglijk vuil
"kunnen maken. Bit alles is gebeurd zonder overleg met de dorpsgemeenschap,
"Ik heb hierover de directeur van het Grondbedrijf opgebeld en die heeft
"gezegd, dat deze specie zou worden geëgaliseerd, zodra zij zover was op
gedroogd, dat zij zich daartoe leende. Inmiddels zijn er twee pogingen
"gedaan, maar die zijn niet geslaagd. Be laatste keer heeft men misschien
"ook niet voldoende zijn best gedaan. Bat weet ik niet, maar het is een
"feit, dat die grond daar altijd nog zo ligt. Ik zou de Wethouder met klem
"willen vragen dit terrein vóór de komende zomer te laten egaliseren, zo-
"dat het weer een ordentelijk aanzien heeft en de bewoners er minder last
"en ergernis van hebben."
Boor de betrokken wethouder is daarop het volgende geantwoord;
"Ten aanzien van de berg in Lekkum sou ik willen opmerken, dat er een tijd
"is geweest (en misschien is dat nog wel zo), dat het verschrikkelijk
"moeilijk was om in Leeuwarden grond kwijt te raken. We zijn zelfs zo ver
"gegaan, dat we op een bepaald moment maar grond hebben gedeponeerd in
"het gebied van Be Kleine Wielen, omdat daarvoor in Leeuwarden geen plek
"was te vinden. Ik geef toe, dat het voor de door de heer Tjerkstra be-
"doelde bewoners wel beroerd was plotseling deze berg achter hun woningen
"te krijgen. Bij deze doe ik dan ook de toezegging, dat ik de directeur
"van het Grondbedrijf zeer nadrukkelijk zal verzoeken om aan deze zaak
"zeer ernstige aandacht te schenken - nu de vorst uit de grond gaat zo
"mogelijk nog deze week".
Sindsdien zijn er ruim vier maanden verstreken zonder dat er iets aan
het betreffende terrein is gedaan. Bo last en ergernis van de aanwonenden
is daarentegen toegenomen, niet in het minst omdat het terrein als vuilstort
plaats dreigt te gaan dienen. Een en ander is voor mij aanleiding IJ de vol
gende vragen te stellen;
Yragen:
1. Wat is de reden, dat aan do toe
zegging, gedaan in de genoemde
vergadering, niet is voldaan,
althans geen zichtbaar resultaat
heeft gehad?
Antwoord van Burgemeester en Wethouders;
1. Aan de gedane toezegging kon niet
op korte termijn worden voldaan, in
de eerste plaats in verband met de
zeer natte toestand, waarin de specie
verkeerde. Baarna was bij het be
drijf, dat het betreffende werk had
aangenomen, geen materieel beschik
baar voor de uitvoering van het
egalisatiewerk. Intussen is een
bulldozer beschikbaar gekomen en
zijn de egalisatiewerkzaamheden uit
gevoerd.