Voorstel inzake liet bevorderen van buitenwerkingstelling van de Woonruimte-
wet 1947 en het treffen van enige daaruit voortvloeiende maatregelen.
Bijlage no. 394- Leeuwarden, 2 december 1970'
Aan de Gemeenteraad.
In zijn circulaire van 23 december 19^9? no. 1218376 wijst de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening er op, dat de laatste jaren be
langrijke vorderingen zijn gemaakt met de invoering van grotere vrijheid op
het gebied van de regulering van de bouw van woningen, de huurprijsbeheer-
sing en de huurbescherming. De hierdoor ontstane geleidelijke terugkeer
naar meer normale omstandigheden op het gebied van de volkshuisvesting leid
de reeds op 1 juni 19^9 tot het buiten werking stellen van de Woonruimtewet
in alle Zeeuwse gemeenten, waarna per 1 oktober van dat jaar hetzelfde ge
schiedde in een groot aantal gemeenten in de drie noordelijke provincies en
in Noord-Brabant en Limburg. In het noorden gold dit voorlopig niet voor
enkele grote gemeenten, w.o. Leeuwarden.
Ook voor de gemeenten waar dit stadium van liberalisatie nog niet is
bereikt, acht de Minister de tijd gekomen de toepassing van de Woonruimte-
wet opnieuw onder ogen te zien. In het algemeen kan immers gesteld worden,
dat de omstandigheden die ten tijde van de totstandkoming van de wet heer
sten, hebben plaatsgemaakt voor een aanzienlijk gunstiger situatie. De thans
nog bestaande moeilijkheden hebben zich toegespitst op de sectoren van de
goedkope huurwoningen. Het het oog hierop heeft de Minister op grond van de
artikelen 33 7 en 8 der wet nieuwe richtlijnen vastgesteld voor de toewij
zing en vordering van woonruimteDe bewindsman wijst er op, dat bij
hernieuwde vaststelling van de destijds - in Leeuwarden in 1948 - door de
gemeentebesturen ingevolge artikel 4 der wet in het leven geroepen "regelen"
met betrekking tot het toewijzingsbeleid, met de nieuwe richtlijnen rekening-
zal moeten worden gehouden.
Wij delen U mede, dat in onze gemeente de laatste jaren reeds een ge
liberaliseerd vergunningsbeleid wordt toegepast, hetgeen tot tiiting is ge
komen in een steeds soepeler hantering van de leeftijdsnormen e'n het prak
tisch vrijlaten van de koopwoningen. Wij merken voorts op, dat de nog be
staande moeilijkheden op het gebied van de volkshuisvesting zich ook in onze
gemeente speciaal doen gevoelen in de sector van de goedkope huurwoningen.
Deze woningen zijn hoofdzakelijk eigendom van onze gemeente (in beheer bij
het Woningbedrijf) en de plaatselijke woningbouwcorporaties. Wij hebben ons
nu met deze corporaties bezonnen op de situatie op de woningmarkt. Het over
leg hierover heeft geleid tot de conclusie, dat het mogelijk is te komen
tot een gecoördineerd beleid ten aanzien van het verhuren van do goedkopere
woningen, zijnde in het algemeen woningwetwoningen. Op deze wijze kan een
juiste verdeling van deze woningen worden bevorderd. Dit gecoördineerde be
leid zal tevens kunnen dienen voor een zo soepel mogelijk verlopend proces
met betrekking tot de uitvoering van de renovatie- en amoveringsplannen van
het vooroorlogs woning-bezit van de gemeente en de corporaties. Ook in het
kader van de realisering van sanerings- en renovatieplannen speelt dit ge
coördineerde optreden een belangrijke rol.
Volgens de terzake gemaakte regeling zal een commissie, bestaande uit
één vertegenwoordiger van de gemeente (woningbedrijf) en één vertegenwoor
diger van elk dor corporaties worden gevormd. Deze commissie zal een bindend
advies uitbrengen over de verhuur van de in beheer zijnde woningen, voorzo
ver de nettohuurprijs lager is dan 127,50 per maand. De toewijzing van
duurdere woningen vindt plaats na overleg met de commissie.