- 34 -
ALGEMENE DIENST
Hoofdstuk IV.
Algemeen.
1Wat voor plannen staan er op sta
pel om nauwkeurig na te gaan wie
en welke industrieën debet zijn
aan verontreiniging van het op
pervlaktewater binnen onze ge
meente?
Heeft de gemeente hier een actief
aandeel? Zo ja, op welke wijze
wordt die uitgevoerd?
In de Wet verontreiniging opper
vlaktewateren van 13 november 19^9
zijn regelen gegeven inzake de lo
zing van afvalstoffen en veront
reinigende of schadelijke stoffen
op het oppervlaktewater. Belangrij
ke taken zijn daarbij toebedeeld
aan het rijk en de provincies. Voor
zover daarin niet bij algemene maat
regel van bestuur is voorzien kunnen
provinciale staten bijvoorbeeld be
palen, dat het zonder vergunning
verboden is afvalstoffen te lozen
op het oppervlaktewater zonder daar
bij gebruik te maken van een daar
voor bestemd werk. Voorts dienen
provinciale staten verordeningen
vast te stellen waarin onder meer
bepalingen zijn opgenomen voor een
doelmatige samenwerking op chemisch
en technisch gebied. Alvorens een
dergelijke verordening wordt vastge
steld zal de inspecteur van de
Volksgezondheid o.a. de gemeentebe
sturen, die geacht kunnen worden be
lang bij die verordening te hebben,
in de gelegenheid stellen van de
inhoud daarvan kennis te nemen en
hun bezwaren bij gedeputeerde staten
in te dienen. Provinciale staten
kunnen in deze verordening de be
voegdheid tot het verlenen of het
intrekken van een vergunning, als
mede de uitvoering en handhaving
van de verordening, geheel of ge
deeltelijk opdragen aan besturen
van gemeenten, waterschappen en der
gelijke. Daarna kunnen laatstge
noemden eventueel bij verordening
nadere regelen stellen met betrek
king tot de uitoefening van de hun
toegekende bevoegdheid.
Aangezien de wet pas op 1 december
1970 in werking is getreden kunnen
op dit ogenblik nog geen verdere
mededelingen worden gedaan.