No. 5442. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 21 april 1971 (bijlage nd. 138); BESLUIT: met KI. van der Kooi, wonende te Leeuwarden, Transvaalstrait 38, een overeenkomst aan te gaan tot het ontbinden van de pachtovereen komst ten aanzien van gedeelten ter gezamenlijke grootte van plm. 0.44»65 ha, van de percelen, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie E, nummers 45&5, 4564 en 4731 (oud nummer 113 ged.), onder toe kenning door de gemeente Leeuwarden van een schadeloosstelling van 7145-- en verder onder de bedingen.» welke zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende pachtontbindingsovereenkomst Aldus vastgesteld in de openbare vergaderin van Voorzitter Secretaris Overnemen in onderhoud en beheer van de Zuiderstadsgracht en van een gedeel te van het Nieuwe Kanaal van de provincie Friesland. Bijlage no. 139 Leeuwarden, 21 april 1971 Aan de Gemeenteraad. Het Nieuwe Kanaal en de daarop aansluitende Zuiderstadsgracht vormden, tot aan de vervanging van de beweegbare Prins Hendrikbrug door de huidige vaste oeververbinding, een onderdeel van de scheepvaartroute Harlingertrek- vaart-Zuiderstadsgracht-Nieuwe Kanaal-Tijnje. Aangezien deze route van belang was voor het doorgaande scheepvaartver keer werd flit vaartgedeelte onderhouden en beheerd door de provincie Fries land. Het vaarwater komt voor op de door Gedeputeerde Staten van Friesland vastgestelde staat van waterwerken, in onderhoud en beheer bij de provincie Friesland, welke staat behoort bij het Waterenreglement Friesland. De eigendom van de percelen, waaruit het vaartgedeelte bestaat, be rust bij de gemeente. Ter gelegenheid van het verlenen van de vergunning voor de vervanging van de beweegbare Prins Hendrikbrug door een vaste brug deelden Gedeputeerde Staten mede, dat de provincie geen belang meer had bij het kanaalgedeelte tussen de Westerstadsgracht en de Tweede Kanaalbrug, aangezien het vaarwater door de vervanging van de brug'zijn betekenis als doorgaande route geheel zou verliezen. Gedeputeerde Staten verzochten ons dan ook te bevorderen, dat het onderhoud en het beheer door de gemeente zouden worden overgenomen. Met Gedeputeerde Staten zijn wij van mening dat het een afwijking van de normale situatie zou zijn, indien de provincie een vaarwater onder houdt, dat slechts voor het plaatselijke scheepvaartverkeer van belang is. Aan de overname is dan ook de consequentie verbonden, dat de gemeente de totale kosten van het baggeren moet dragen, terwijl dit tot nu toe slechts het geval is m.b.t. een gedeelte hiervan. Het onderhoud van de walmuren komt nu reeds voor rekening van de gemeente. V/ij hebben Gedeputeerde Staten medegedeeld, dat wij bereid waren de overname van het onderhoud en het beheer te willen bevorderen nadat het vaarwater inderdaad voor het doorgaande scheepvaartverkeer zou zijn afgesloten en na dat het vaartgedeelte nog eenmaal op kosten van de provincie zou zijn ge baggerd. Zoals bekend is de nieuwe vaste Prins Hendrikbrug gereed. Ook het baggerwerk in het vaartgedeelte tussen de Westerstadsgracht en de Tweede Kanaalbrug is inmiddels, onder goedkeuring van de dienst Openbare Werken, door de provincie uitgevoerd. Naar onze mening bestaan er thans geen bezwaren meer om het onderhoud en het beheer van het vaarwater gelegen tussen het verlengde van de oostelijke oever van de Westerstadsgracht en de oostzijde van de Tweede Ka naalbrug, van de Provincie Friesland over te nemen. V/ij geven U derhalve in overweging te besluiten overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp. Burgemeester en V/ethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1971 | | pagina 251