Preadvies ter zake van het verzoekschrift d.d. 27 januari 1971» ingediend
door de heer J. Boomsma Pzn, te Leeuwarden, om vergoeding van de door hem
net betrekking tot het pand Lange Marktstraat 38, alhier geleden planschade.
Bijlage no. 167. Leeuwarden, 12 mei 1971»
Aan de Gemeenteraad.
Bij brief van 27 januari 1971» gericht aan Uw Raad, verzoekt de heer
J. Boomsma Pzn, thans wonende te Leeuwarden, om vergoeding van door hem ge
leden planschade met betrekking tot het hem in eigendom toebehorende pand
Lange Marktstraat 38, alhier.
Deze schade heeft hij naar zijn oordeel geleden, omdat ons college
bij besluit van 19 november 1969 net toepassing van artikel 4 van de in deze
gemeente geldende Voorbereidingsverordening, gev/eigerd heeft hem vergunning
te verlenen tot gebruik als showroom van de benedenverdieping van genoemd
pand. Voordien had ons college, bij besluit van 12 december 1968, oen ver
zoek, gedaan door de heer A. Boukes, met medeweten en goedvinden van de ei
genaar, om dit pand te mogen gebruiken als kegelbaan en bar/dancing, even
eens afgewezen.
Weigering van de gevraagde vergunningen heeft naar de mening van de
heer Boomsma tot gevolg gehad, dat het pand Lange Marktstraat 38 door hem
niet aan aanwezige aspirant-huurders kon worden verhuurd. De daardoor gele
den schade tot 1 januari 1971 wordt door hem gesteld op een bedrag van
200.000,
De heer Boomsma grondt zijn aanspraak op schadevergoeding op artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Weliswaar bepaalt artikel 7 van
de Voorbereidingsverordening, dat op schade, tengevolge van de toepassing
van deze verordening geleden, de in deze gemeente bestaande Schadevergoe
dingsverordening van toepassing is, doch hij is van oordeel, dat, gelet op
artikel 10 van de Overgangswet R.0. de Voorbereidingsverordening beschouwd
dient te worden als een bestemmingsplan in de zin van de Wet R.0. en der
halve door hem een beroep kan worden gedaan op artikel 49 Wet R.0., waarbij
een regeling voor vergoeding van schade tengevolge van bestemmingsplannen
is gegeven.
Wat betreft de basis, waarop do heer Boomsma zijn recht op vergoeding
van de naar zijn mening geleden planschade grondt, merken v/ij het volgende
op.
Do op 7 juli 1985 door Uw Raad vastgestelde en op 20 januari 19^9 in
werking getreden Voorberoidingsverordening is deels gebaseerd op artikel 45
van de Woningwet (oud), deels op artikel 168 van de Gemeentev/et. Voorzover
tengevolge van bepalingen van de Voorbereidingsverordening, gebaseerd op
artikel 43 van de Woningwet (oud) schade wordt geleden, dient inderdaad
thans, gelet op artikel 10 Overgangswet R.0. voor vergoeding van deze schade
een beroep te worden gedaan op artikel 49 van de Wet R.0.
Voorzover evenwel de bepalingen van de Voorbereidingsverordening zijn ge
baseerd op artikel 168 van de Gemeentev/et- en dit is het geval met artikel
4 van de Voorbereidingsverordoning- is artikel 10 van de Overgangswet R.0.
daarop niet van toepassing en worden deze bepalingen derhalve niet gelijk
gesteld met een bestemmingsplan in de zin van de Wet R.0. Artikel 49 van do
Wet R.0. kan derhalve voor deze bepalingen niet worden gehanteerd en de
oude Schadevergoedingsverordening blijft ingevolge artikel 7 van de Voorbe
reidingsverordening op deze bepalingen van toepassing.
Daar blijkens het verzoekschrift de geleden schade het gevolg zou
zijn van de toepassing door ons college van artikel 4 van de Voorbereidings
verordening dient dit verzoekschrift derhalve te worden behandeld aan de
hand van de Schadevergoedingsverordening 1930-