Artikel 2 van deze verordening bepaalt, dat een eigenaar, die van oordeel is dat hij tengevolge van een stedebouwkundige maatregel ernstige schade hoeft geledon, zich tot de. gemeenteraad kan wenden met het verzoek deze schade vast te stellen. Indien Uw Raad beslist, dat aan het verzoek om vaststelling van schade moet worden voldaan, dient ons college Uw Raad, na het inwinnen van het advies van drie deskundigen, een voorstel te doen tot vaststelling van een vergoeding. Kortheidshalve mogen wij U voor ver dere bijzonderheden naar de betreffende verordening verwijzen. Teneinde U een juist inzicht in deze kwestie te verschaffen laten wij hieronder in hot kort de voorgeschiedenis volgen. In de vergadering van Uw Raad van 26 mei 1965 werd het alternatieve plan voor de binnenstad (structuurplan) aanvaard. Dit plan bevat belang rijke richtlijnen voor het beleid, dat uit een oogpunt van een goede ruimte lijke ordening in de binnenstad van Leeuv/arden gevoerd dient te worden. Om frustratie van de in dit structuurplan neergelegde planologische conceptie zonodig tegen te kunnen gaan, werd de hierboven vermelde Voorbe reidingsverordening vastgesteld. Artikel 4 van deze verordening speelt bij de beoordeling van deze zaak een belangrijke rol. In verband hiermede laten v/ij de tekst van dit artikel in extenso volgen. Artikel 4. 1. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een be staand gebouw, de daarin begrepen ruimten en aanhorigheden daarvan als bedrijfsruimte te gebruiken of te laten gebruiken. 2. Dit verbod geldt niet voor een ruimte, die bij het in werking treden van deze verordening bedrijfsruimte is, zolang het gebruik zonder wezen lijke onderbreking plaats vindt overeenkomstig de bestaande, kenmerkende bestemming en de ruimte -behoudens noodzakelijke herstel- of restaura tiewerkzaamheden- niet geheel wordt vernieuwd of veranderd dan wel wordt uitgebreid. Onder wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking gedurende een aaneengesloten tijdvak van een half jaar. 3. Indien oen gebouw, dat bij het inwerking treden van deze verordening bedrijfsruimte bevat, na door een calamiteit te zijn verwoest, wordt ver nieuwd, mag in het vernieuwde gebouw een v/at vloeroppervlakte betreft even grote ruimte als in het verwoeste gebouw weer als bedrijfsruimte in gebruik worden genomen. Zoals gezegd zijn in het verleden twee pogingen ondernomen om tot exploi tatie van het pand Lange Marktstraat 38 te komen. Daartoe diende de heer Boomsma allereerst op 20 mei 1^66 een verzoek in om een bouwvergunning voor het verbouwen van het onderwerpelijke pand. De bedoeling was dit pand, voorheen in gebruik als markt-café te verbouwen tot een showroom voor woningtextiel. Op grond van artikel 50, lid 2 van de Woningwet v/erd de beslissing op het verzoek om bouv/vergunning bij ons besluit van 6 juli 1966 aange houden tot hot tijdstip, waarop de Voorbercidingsverordening onherroepelijk zou zijn goedgekeurd. Ha deze beslissing werden onderhandelingen geopend tussen de gemeente en de heer Boomsma, teneinde het pand in eigendom van de gemeente te verkrijgen. Deze door ons college ondernomen poging stuitte evenwel af op de, naar onze mening, buitensporige eisen van de heer Boomsma. Hadat do Voorbereidingsverordening verbindend v/as geworden, heeft ons colle ge bij besluit van 19 november 1969 9 be vereiste gebruiksvergunning voor het pand Lange Marktstraat 38, op grond van artikel 4 van bedoelde verordening geweigerdHet besluit tot weigering van de vergunning was gegrond op de overweging dat het betreffende pand in de toekomst zou moeten worden afge broken ten behoeve van de aanleg van een weg, deel uitmakende van het wegenvierkant, zoals dit is aangegeven in het structuurplan voor de binnen stad van Leeuwarden 1965 Bij een brief van dezelfde datum v/erd de heer Boomsma dit besluit toegezonden. Tevens werd hij daarbij in kennis gesteld van het feit, dat thans do gevraagde bouwvergunning kon worden verleend, doch dat dit in ver band met het weigeren van do gebruiksvergunning weinig zin had. Met hot niet verlenen van do bouv/vergunning is do heer Boomsma stilzwijgend akkoord gegaan. Hem word namelijk meegedeeld, dat de vergunning bij betaling van de verschuldigde legos aan hem zou worden toegezonden. Ook heeft de hoer Boomsma van do gelegenheid om bij de gemeenteraad beroep in te stellen tegen het besluit tot weigering van do gebruiksvergunning geen gebruik gemaakt. Bij brief van 4 september 1968, v/erd ons college door Mr. J.H. Beek namens de heer A. Boukes te Leeuv/arden met betrekking tot het gebruik van het pand Lange Marktstraat 38 opnieuw benaderd en wel met het verzoek om in principe uit te spreken, dat aan de hoer Boukes een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 4 van de Voorbereidingsverordening zou worden verleend met het oog op diens plannen tot verbouw van dit pand tot kegelbaan, een bar met dancing en twee woningen- Bij brief van 12 december 1968 hebben wij aan adressant medegedeeld, dat v/ij niet bereid waren de gevraagde vergunning te verlenen. De overwegingen waren daarbij dezelfde als hierboven reeds zijn weergegeven. Het namens de heór Boukes door Mr. Beek ingestelde beroep bij de gomc-enteraad tegen deze beslissing van ons college v/erd in de raadsvergadering van 8 april 1969 ongegrond verklaard. Beoordeeld dient thans te worden of de omstandigheid, dat ons colle ge gev/eigerd hoeft de hoor Boomsma een vergunning te verstrekken tot het gebruiken of doen gebruiken van het pand Lange Marktstraat 38 voor de door hem gewenste doeleinden -inachtncmende do desbetreffende bepalingen van de oude, in dit geval nog van toepassing zijnde, Schadevergoedingsverordening- een reden vormt om tot vaststelling en vergoeding van de beweerde schade over te gaan. Voor do beantwoording van deze vraag zijn de volgende omstandigheden van belang. Het pand Lange Marktstraat 38 v/erd op 31 augustus 1965 door de heer Boomsma in eigendom verworven. Voordien had ons college bij besluit van 26 maart 1964 be op naam van de vorige eigenaar-exploitant de heer S.I. van der Weide, staande tapvergunning voor enkele lokaliteiten van het onder havige pand ingetrokken. Behoudens verlening van een nieuv/e vergunning was de mogelijkheid hot ondcrv/erpelijke pand te exploiteren overeenkomstig de bestaande kenmerkende bestemming (artikel 4s lib 2, Voorbereidingsver ordening) te v/etcn die van markt-cafc ten tijde van de aankoop daarvan door de heer Boomsma reeds vervallen. Voorts zij opgemerkt, dat aan do eigendomsverwerving door de heer Boomsma vooraf ging het feit, dat de Voorbercidingsverordening vanaf 19 maart 1965 gedurende vier weken voor een ieder op de secretarie ter inzage hoeft gelogen en dat, nadat tegen het ontwerp 18 bezwaarschriften waren ingediend, de Ge meenteraad do verordening op 7 juli 1965 heeft vastgesteld. De vaststelling geschiedde nadat de Gemeenteraad zich op 26 mei 1965 had verenigd met hot ontworpen plan voor de binnenstad. Concludex'end kan derhalve worden gesteld dat de heer Boomsma op het moment van de eigendomsverwerving van het pand Lange Marktstraat 38 er mee bekend v/asalthans kon zijn, dat het pand op grond van het structuurplan voor de binnenstad zou moeten verdwijnen, dat do Raad ter bescherming van do in het plan neergelegde planologische conceptie voor het gebied, waarin zij n pand is gelegen, een Voorbercidingsverordening had vastgesteld en dat hij dit pand niet kon exploiteren, tenzij overeenkomstig de bestaande kenmerkende bestemming. -2- Betaling van de leges hoeft echter nimmer plaats gevonden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1971 | | pagina 309