Wijziging Algemene Beheersverordening voor de takken van dienst.
Bijlage no. 86. Leeuwarden, 3 maart 1971
Aan de Gemeenteraad.
Bij raadsbesluit van 10 augustus 1970, no. 11862 is, in het kader van de
nota over de gemeentelijke reserves, een gewijzigde redactie vastgesteld
voor artikel 26 van de Algemene Beheersverordening voor de takken van dienst
De verordening waarin dit is geregeld is door Gedeputeerde Staten van Fries
land, na een aanvankelijke verdaging van hun beslissing, goedgekeurd bij
besluit van 12 januari 1971» no. 626.
Het gewijzigde artikel 26 is aan deze Bijlage toegevoegd.
Artikel 26 van de Algemene Beheersverordening handelt speciaal over de
bestemming van exploitatieoverschotten op de groep bouwterreinen, over
dekking van exploitatietekorten op de groep bouwterreinen en over de be
stemming van winsten en de dekking van verliezen bij verkoop van erfpachts-
en cultuurgronden.
In de nota over de gemeentelijke reserves hebben wij er nog een op gewezen,
dot het Grondbedrijf, voor wat betreft het in exploitatie brengen van bouw
terreinen, in een uitzonderingspositie verkeert ten opzichte van andere
takken van dienst, omdat het exploitatieresultaat van een complex bouwter
reinen eerst definitief kan worden vastgesteld nadat het betreffende grond
plan in zijn geheel is voltooid, of wel in de slotfase van uitvoering is
gekomen. Aangezien de exploitatie van een grondplan zich als regel over
meerdere jaren uitstrekt, dient tijdens de uitvoeringsfase een scherpe
kostenbewaking plaats te vinden om te voorkomen, dat in de afrondingsfase
van een grondplan tekorten of overschotten worden geconstateerd. Vooral
wanneer het gaat om plannen van grotere omvang kan het achteraf constateren
van tekorten belangrijke budgettaire gevolgen voor de begroting hebben.
Om dit laatste te voorkomen is in het verleden in de Algemene Beheersver
ordening voor de takken van dienst een bepaling opgenomen, dat de waarde
van de groep bouwterreinen, telkens na een periode van vijf jaren moest
worden geschat door een commissie van drie door ons College aan te wijzen
deskundigen (zie de artikelen 27 en 28 van de Algemene Beheersverordening
voor de takken van dienst). De dekking van nadelige verschillen tussen de
geschatte waarde en de boekwaarde moest worden geregeld overeenkomstig het
bepaalde in artikel 27» lid 5 van de meergenoemde beheersverordening.
Aan deze bepaling is echter nimmer uitvoering gegeven. In de eerste
plaats omdat het practisch onmogelijk is de juiste waarde te bepalen van
terreinen die gedeeltelijk zijn opgehoogd, waar gedeeltelijk straten op
zijn aangelegd, enz. enz. In de tweede plaats zegt een dergelijke schatting
door deskundigen - die een momentopname is - niet zoveel ten aanzien van de
werkelijke uitkomsten van een grondplan. Immers in een zo vroeg stadium
wordt voor elk in uitvoering te nemen grondplan een kostencalculatie opge
steld waarin zijn opgenomen alle gemaakte en een raming van alle nog te
maken kosten van verwerving, van eventuele ophoging, van aanleg van straten,
trottoirs, rioleringen, openbare groenvoorziening, speelplaatsen, openbare
verlichting, brandkranen, verwachte renteverliezen en beheerskosten tijdens
de uitvoeringsfase en een bedrag voor algemene omslag. Op basis van deze
kostencalculatie en uitgaande van de in het grondplan aangegeven bebouwing
worden de uitgifteprijzen berekend. Het is nog nooit voorgekomen en het zal
vermoedelijk in de toekomst nooit voorkomen, dat een bestemmingsplan wordt
gerealiseerd overeenkomstig de in de beginfase daarvoor opgestelde grond-
kostencalculatieniet alleen vanwege de in de loop der jaren optredende
loon- en prijsstijgingen, doch ook door veranderingen die regelmatig in de
plannen worden aangebracht en die zowel de kosten als de opbrengsten van eei
grondplan beïnvloeden.