Vaststellen kostenbedrag ex art. 186, 1e lid, en 189, 5e lid, van het Be
sluit buitengewoon onderwijs 1967, verzoek ex art. 188. 1e lid, van dat
Besluit en toekennen voorschotten op de exploitatievergoeding aan bijzon
dere scholen voor buitengewoon onderwijs, alles voor 1971°
Bijlage no. 48 Leeuwarden, 10 februari 197*1
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het eerste lid van artikel 186 van het Besluit buitengewoon
onderwijs 1967 moet de Gemeenteraad vóór 1 maart van elk jaar het bedrag
vaststellen, dat per leerling va.n elke soort van de in dit Besluit genoemde
en in de gemeente bestaande openbare scholen en daarmee gelijk te stellen
afdelingen in dat jaar beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van de kos
ten, bedoeld in artikel 55? onder e tot en met h en p, van de Lager-onder-
wijswet 1920, alsmede van die van instandhouding. Bit bedrag vormt dan te
vens de grondslag van de exploitatievergoeding aan de bijzondere scholen en
afdelingen van dezelfde soort.
Indien een schoolgebouw in bruikleen wordt gegeven ontvangt een school
bestuur geen vergoeding van de kosten van instandhouding, aangezien de on
derhoudskosten van deze schoolgebouwen rechtstreeks ten laste van de gemeen
te komen. Bit is het geval met het door de gemeente aan de Stichting voor
Roons-Katholiek buitengewoon lager onderwijs in de dekenaten Leeuwarden,
Sneek en Heerenveen in bruikleen afgestane noodschoolgebouwen aan de Badweg
8-II, waarin een gedeelte van haar school voor debiele kinderen is onderge
bracht. In verband hiermee zal de vergoeding voor dit schoolbestuur naar twee
verschillende bedragen moeten worden berekend.
Be kosten van het openbaar buitengewoon onderwijs voor 1971 zijn opge
nomen in de bijgevoegde specificaties, waarvan de cijfers ontleend zijn aan
de ontwerp-gemeentebegroting voor 197*1°
Bo daarin opgenomen bedragen voor leermiddelen zijn ten opzichte van
1970 verhoogd in verband met prijsstijgingen.
Op grond van de thans bekende gegevens, vervat in bijgaande specifica
ties, en van het te verwachten aantal leerlingen van de openbare scholen en
afdelingen dient het voor 1971 per leerling beschikbaar te stellen bedrag
te worden vastgesteld voor:
a. de kernafdeling van de school voor debiele kinderen op 49-164,--:
104 leerlingen is 472,75;
b. dezelfde afdeling, doch zonder kosten van instandhouding, op 39-664,--:
104 leerlingen is 381,38;
c. de afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs voor jongens van de
school voor debiele kinderen op 23.480,50: 23 leerlingen is 1.020,89;
d. de school voor imbeciele kinderen on f 46.267,--: 37 leerlingen is
1.250,46;
0. dezelfde school, doch zonder kosten van instandhouding, op 32.867,--:
37 leerlingen is 888, 30;
f. do klas voor woonwagenkampkinderen (verbonden aan de Aebingaschoolop
6.320,--: 15 leerlingen is 421,33;
g. de kernafdeling van de school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoei
lijkheden op 64.947,97 leerlingen is 669,56;
h. de afdeling voor onaangepaste kleuters van laatstgenoemde school op
5»146,11 leerlingen is 467,82;
1. de afdeling van voortgezet buitengewoon ondex^wijs van laatstgenoemde
school op 27.708,--: 44 leerlingen is 629,73»