Wijziging van de verordening tot heffing van een belasting op vermakelijk
heden.
Bijlage nr. 273. Leeuwarden, '4 augustus 1971
Aan de Gemeenteraad.
Met ingang van 30 december 1970 is in werking getreden de wet van 24
december 1970 tot wijziging van de bepalingen inzake gemeentelijke en pro
vinciale belastingen.
Bij de belastingen, die de gemeente op grond van do gewijzigde bepalin
gen kan heffen, is de vermakelijkhedenbelasting niet meer vermeld. Be reden
hiervan is gelegen in het feit, dat deze belasting door de maatschappelijke
ontwikkeling haar bestaansreden heeft verloren. Niet meer kan worden volge
houden, dat uitgaven voor bezoek aan vermakelijkheden een dermate van ande
re uitgaven afwijkend karakter hebben, dat een hogere belasting voor de hand
ligt. De invoering van de belasting op de toegevoegde waarde heeft reeds
een verzwaring van de druk van de rijksbelastingen in de vermaaksector met
zich mee gebracht. Mede hierdoor is de vermakelijkhedenbelasting» die in
beginsel op de vermaakzoekenden dient t<_ drukken, tot een soort van bedrijfs*
belasting geworden, omdat de ondernemer de belasting in veel gevallen niet
volledig op de bezoekers kan verhalen.
Aangezien de afschaffing van de vermakelijkhedenbelas ting een vrij
aanzienlijke inkomstenderving voor veel gemeenten betekent, is in genoemde w
wet bepaald, dat de gemeente tot 1 januari 1979 de bevoegdheid behoudt tot
het heffen van deze belasting. De bevoegdheid tot het heffen van een verma
keli jkhedenbelasting van door bioscoopondernemers gegeven filmvoorstellin
gen is met ingang van 1 februari 1971 komen te vervallen.
Het is de bedoeling dat het verlies aan middelen, dat de boneente lijdt
zal worden gecompenseerd door de te zijner tijd te heffen belasting op on
roerend goed. Aangezien het nog wel enige jaren zal duren, voordat tot hef
fing van deze belasting kan worden overgegaan, - er dienen bij Algemene
Maatregel van Bestuur nog uitvoeringsvoorschriften te worden vastgesteld -
moet uit financiële overwegingen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid
tot het voorlopig blijven heffen van deze belasting, voorzover de wet dat
toelaat.
Er is thans echter een verzoek ontvangen van de Bond van Kermisbedrijf-
houders "Bovak" om in verband met de noodsituatie waarin de kermisexploi
tanten zijn komen te verkeren, de vermakelijkhedenbelasting voor de kermis-
bedrijven af te schaffen. Mot de "Bovak" zijn wij van oordeel dat de hoge
pachtsommen, alsmede de verschuldigde omzetbelasting en de vermakelijkheden-
belasting een te zware druk op deze bedrijfstak leggen. V/ij zijn dan ook
van mening, dat thans reeds de kermisvermakelijkheden van de vermakelijk-
hedenbelasting dienen te worden vrijgesteld. Het verzoek van de "Bovak",
alsmede een overzicht van de opbrengst aan vermakelijkhedenbelasting van de
kermisinrichtingen over de laatste jaren, liggen voor U ter inzage.
Telkenjare worden wij voorts door de directies van circusondernemingen
benaderd met de vraag, of voor het geven van voorstellingen in onze gemeente
de mogelijkheid aanwezig is vrijstelling te krijgen van de vermakelijkhe
denbel asting. Deze ondernemingen zijn de laatste jaren in een financieel
steeds moeilijker situatie komen te verkeren. Het arbeidsintensieve circus
kan door de sterk gestegen lonen voor de artisten en personeel, de hoge
kosten van onderhoud en voedering van de menagerie, alsmede de vermakelijk-
hedenbelas ting steeds moeilijker bet hoofd boven water houden. Dit is voor
enkele grote buitenlandse circussen in voorgaande jaren aanleiding geweest
een reeds volledig geplande en soms zelfs begonnen toernee door ons land te
annuleren of af t^ breken. Sinds 1969 hebben buitenlandse circussen in