Stichting "Harke Reinders'en Doutjen Heeres"
Bijlage nr. 4-03. Leeuwarden, 17 november 1971-
Aan de Gemeenteraad.
Als bijzondere instelling van weldadigheid, als bedoeld in artikel 2, sub
c van de Rompwet Instellingen van Weldadigheid bestaat in deze gemeente de
Stichting "Harke Reinders en Doutjen Heeres", ook wel geheten "De Vijf Bolswar-
der Kamers".
Deze stichting is op 30 juli 1678 bij codicilaire dispositie in Iget leven
geroepen door het echtpaar Harke Reinders en Doutjen Heeres, om bejaarde en be
hoeftige, te Leeuwarden gedomicilieerde, vrouwen kosteloze huisvesting te ver
lenen in vijf, tot dat doel geschonken en bestemde kamers in de Bolswardersteeg
bij het Ruiterskwartierde z.g. "Bolswarder Kamers". De kosten voor de verwe
zenlijking van deze doelstelling dienden te worden bestreden uit de opbrengst
van een stuk land, gelegen aan de Harlingerstraatweg.
Vanwege de bouwvalligheid van de woningen in de Bolswardersteeg huurde de
stichting sedert 1915 kamers in het Mariahof. In verband met de slechte sani
taire voorzieningen in het Mariahof slaagde de stichting er steeds niet in,
weer nieuwe bewoonsters aan te trekken voor de vrijgekomen kamers. Per 1 febru
ari j.l. heeft ook de laatste bewoonster haar kamer verlaten. Het vermelde stuk
land, uit welks opbrengst het benodigde kapitaal diende te worden betrokken,
is inmiddels verkocht, gedeeltelijk aan het Rijk voor de verbreding van de Har
lingerstraatweg en gedeeltelijk aan de ÏÏ.V. "Philips" te Eindhoven voor door
haar te zijner tijd in het uitbreidingsplan "Westeinde" te bouwen woningen.
Het vermogen van de stichting bedroeg per 31 december 1970 f 40*000,--,
te weten aan liquide middelen 5*580,-- en aan effecten tegen koerswaarde
f 39*420,
Gezien de ontwikkeling in het bejaardenbeleid en de eisen, welke aan de
huisvesting van bejaarden dienen te worden gesteld, zijn wij tot de conclusie
gekomen, dat de doelstelling van de stichting in zijn huidige vorm niet meer
gehandhaafd kan blijven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8, eerste lid van de Rcmpwet Instellin
gen van Weldadigheid moet, indien het doel van een instelling van weldadigheid
is vervallen, het gebruik van de bezittingen en inkomsten worden geregeld tot
een andere, aan de laatstbeoogde zo nabij mogelijk komende, bestemming, tenzij
in de statuten of in de stichtingsbrief daarin is voorzien.
Dit laatste is met betrekking tot de onderhavige stichting niet het geval.
Het oorspronkelijke codicil is door de erven van de stichters vernietigd, om
zodoende vrij spel te hebben met betrekking tot de uitvoering ervan, waarbij
onder andere inkomsten ten eigen bate werden aangewend. Het huidige reglement,
vastgesteld op 15 december 1863 gewaagt ook niet van een eventuele andere be
stemming.
V/ij hebben daarom omtrent deze zaak het advies gevraagd van de Raad voor
Bejaardenaangelegenheden, welke tot de coclusie is gekomen, dat de jaarlijkse
revenuen uit het kapitaal het beste kunnen worden aangewend voor het niet ge
subsidieerde bejaardenwerk, waarbij met name wordt gedacht aan het vrijwilligers,
werk.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, sub c van de Rompwet Instellingen van
Weldadigheid, dient de wijziging van de doelstelling in een geval als het on
derhavige te geschieden door de bestuurders, onder goedkeuring van Gedeputeerde
Staten.
Het bestuur van de stichting "Harke Reinders en Doutjen Heeres" werd, op
grond van het bepaalde in het toenmalige artikel 147, thans artikel 18i van de
gemeentewet, bij besluit van de gemeenteraad van 14 november 1861 opgedragen
aan een daartoe te benoemen administrateur, wiens benoeming steeds voor een
periode van zes jaar zou gelden.