t
a
0V
Wijzigingen, in de verordeningen op de functionele raden en de Verordening
sommissies van advies en bijstand aan burgemeester en wethouders.
Bijlage nr. 113» Leeuv^arden, 12 april 1972.
Aan de gemeenteraad.
In Uw vergadering van 18 oktober 1971 hebt besloten de verordeningen
op de functionele raden zodanig te wijzigen, dat de wethouders sedertdien geen
lid meer van een raad zijn. In artikel 1 van genoemde verordeningen is het
aantal leden van iedere raad bepaald. Deze aantallen dienen i.v.m. eerder be
doelde wijzigingen nog te worden aangepast.
De Raad voor Sportaangelegenheden bestaat blijkens artikel 1eerste lid,
van de verordening uit 12 personen. Het derde lid van dit artikel luidt even-
vel; "De raad bestaat uit; a. twee door de gemeenteraad uit zijn midden aan
gewezen leden; negen leden, voorgedragen door het bestuur van de Vereniging
Leeuwarder Sportraad;". Bij de benoeming van de leden voor de eerste maal
heeft de Leeuwarder Sportraad - thans geheten Leeuwarder Sportcentrum - zes
personen voorgedragen uit eigen midden en drie personen uit andere kringen
uit de sportwereld. De verhouding in de Raad voor Sportaangelegenheden tussen
de leden, welke deel uitmaken van het bestuur van het Leeuwarder Sportcentrum
en de overige leden was (met de wethouder) 6:6, thans is de verhouding 6:5°
Artikel 1, derde lid, sub b, van de verordening ware derhalve aldus te wijzi
gen; "b. tien leden, voorgedragen door het bestuur van het Leeuwarder Sport
centrum, van wie tenminste vier personen geen lid zijn van dat bestuur;".
Met betrekking tot de Raad voor de Volkshuisvesting speelt eenzelfde
probleem. Blijkens artikel 1, eerste lid van de verordening bestaat de raad
uit 24 personen. Het gewijzigde lid 3 van artikel 1 telt 23 leden, aangezien
de wethouder thans geen lid meer is. De verhouding was 12:12, thans is deze
12:11. De groep van 12 omvat die leden, welke worden voorgedragen door de be
sturen van de in de gemeente werkzame woningbouwcorporaties. De 11 andere le
den worden voorgedragen door 5 andere groepen van organisaties. De verhouding
zou hersteld kunnen worden door de toevoeging van een punt 7 aan artikel 1
derde lid, onder c, van de verordening op de raad:
'7e. één lid, benoemd door de gemeenteraad, op aanbeveling van het college
ran burgemeester en wethouders, gehoord de raad." Een soortgelijke bepaling
komt ook voor in de verordeningen op de Raad voor Culturele Aangelegenheden
en de Raad voor Jeugdaangelegenheden.
De Raad voor Culturele Aargelegenheden, de Raad voor Jeugdaangelegenheden
en de Raad voor Bejaardenaangelegenheden bestaan blijkens artikel 1 van hun
verordeningen respectievelijk uit 16, 2'i en 18 personen. Deze raden zijn naar
onze mening zo gemêleerd samengesteld, dat, nu de wethouders geen lid meer
zijn van de raden, volstaan kan worden met de genoemde aantallen met één te
verminderen
Wij geven U in overweging de verordeningen op de functionele raden te wij
zigen overeenkomstig de hierbijgevoegde ontwerp-besluiten.
Voorts brengen wij nog het volgende onder Uw aandacht.
In het belang van een juiste waarneming van het raadlidmaatschap is in
ie gemeentewet een aantal betrekkingen opgesomd, die niet door een raadslid
mogen worden bekleed. Zo is in artikel 25 van de gemeentewet o.a. bepaald, dat
ambtenaren door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan onderge
schikt een met het raadlidmaatschap onverenigbare betrekking bekleden.
Be noodzaak van zo zuiver mogelijke interne verhoudingen heeft tot het opnemen
van deze bepaling geleid.
Ten aanzien van de commissies en raden is in de gemeentewet geen bepaling
°Pgenomen aangaande incompatibiliteiten.