- 40 Hoofdstuk VIII, Onderwijs. Algemeen 1. Is het niet wenselijk om al in een vrij vroeg stadium in in aan bouw zijnde wijken b.v. Aldlan, Westeinde e.d. met de touw van kleuter- en basisscholen te be ginnen? 2. Acht men het een juiste gang van zaken dat in het algemeen aan de minimale wettelijke mogelijkheden wordt voldaan of is het juister optimaal gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden t.a.v. onderwijsvoorzieningen. 3. Wat wordt er gedaan om de samen werking tussen openbaar en bijzon der onderwijs te bevorderen? 4. In de Aanbiedingsbrief schrijft U op blz. 32, dat de samenwerking met officiële instanties, school besturen en onderwijsorganisaties in het algemeen in goede sfeer en met bevredigende resultaten moge lijk is gebleken. Geldt dit voor alle vormen van onderwijs of hebt hier alleen het basis- en kleu teronderwijs op het oog. Gaat het hier om organisatorische of onderwijskundige contacten? 5- Hoe komt het dat slechts in een enkel geval'1 leerlingen bij het overleg met ie officiële instan ties worden betrokken? 6. Wordt bij de benoeming van school leiders ook overleg gepleegd met de leerkrachten? Wij streven er naar, in samenwerking met het bijzonder onderwijs, om in de in aanbouw zijnde wijken de scholen voor kleuter- en lager onderwijs gereed te hebben op een tijdstip, dat zo goed mogelijk aansluit bij de voortgang van de woningbouw. Binnen het raam van de financiële moge lijkheden trachten wij de onderwijs voorzieningen optimaal te doen zijn. In de daarvoor in aanmerking komende gevallen trachten wij door overleg met de besturen van de bijzondere scholen de samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs zoveel mogelijk te bevorderen. Als voorbeelden van samenwerking kunnen worden genoemd ver schillende commissies voor de bouw van scholen, de commissie audio-visuele hulpmiddelen, de commissie vakantie regeling, het toelatingsbeleid ten aanzien van het voortgezet onderwijs, de samenwerking bij de Schooladvies dienst, de verdelinr van gymnastiek lokalen enz. In beginsel geldt dit inderdaad ten aanzien van alle vormen van onderwijs, waarbij evenwel dient te worden opge merkt, dat niet ten aanzien van alle soorten onderwijs het contact even intensief is. De contacten vinden zowel op organisatorisch als op onderwijs kundig terrein plaats. Het betrekken van leerlingen bij het overleg met officiële instanties heeft slechts zin wanneer van deze leerlingen op grond van hun leeftijd een zinvolle bijdrage mag worden verwacht. Naar onze mening is dit vooral het geval wanneer het gaat om leerlingen van het post- secundair onderwijs. Dit is inderdaad het geval

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1972 | | pagina 44