Bijlage nr. 199»
-y-g
Aanwijzen standplaatsen woonwagens.
Ho, 7605.
DE RAAD DER GEMEERDE LEEUWARDEN
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
15 juni 1972 (bijlage no. 198);
BESLUIT
voor het maken van een gereed plan tot uitvoering, met lcostenbegroting,
voor de aanleg van een sportveldencomplex in het bestemmingsplan Hemrik,
bestaande uit drie voetbalvelden en een halfverhard oefenveld, een
voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen van 8.650,op de begroting
voor de Dienst voor Sport en Recreatie.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter
"rocretari
Leeuwarden, 15 juni 1972<
Aan de Gemeenteraad.
In de raadsvergadering van 13 april 197*1 heeft U besloten in principe
deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling inzake de stichting en exploi
tatie van een regionaal woonwagencentrum in de gemeente Smallingerland. In ons
desbetreffende voorstel van 31 maart 1971? bijlage nr. 114s hebben wij U een
uiteenzetting gegeven van de eisen, waaraan een woonwagencentrum moet voldoen.
Elke gemeente heeft ingevolge de Woonwagenwet de verplichting een dergelijk
woonwagencentrum te stichten. Deze verplichting vervalt als een aantal gemeen
ten dit krachtens een gemeenschappelijke regeling gezamenlijk doen. Dit heeft
geleid tot het ontwerpen van de U reeds voorgelegde gemeenschappelijke regeling.
Het laat zich evenwel aanzien, dat het gemeenschappelijke centrum in de gemeen
te Smallingerland pas over geruime tijd gerealiseerd zal kunnen worden. Boven
dien heeft de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk een be
leidswijziging terzake van de woonwagencentra aangekondigd. Naar aanleiding
hiervan heeft Uw raad in zijn vergadering van 31 januari 1972 besloten de be
slissing over het deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling inzake de
stichting en exploitatie van een regionaal woonwagencentrum in de gemeente
Smallingerland, in verband met de positie van het gemeentelijke kamp aan de
Tijnjedijk, voorshands aan te houden.
Het vorenstaande heeft er evenwel toe geleid, dat onze gemeente in een
positie is komen te verkeren, dat er terzake niets is geregeld. Het is duide
lijk, dat aan deze situatie op korte termijn een einde dient te worden ge
maakt. Immers zolang er niets is geregeld kunnen wij niet adequaat optreden
tegen groepen woonwagenbewoners, die onze gemeente bezoeken. Uit publicaties
in de pers zal U zijn gebleken tot welke situaties zulks kan leiden. Teneinde
te voorkomen, dat er terzake moeilijkheden ontstaan, dient Uw raad krachtens
artikel 4 van de Woonwagenwet een plaats aan te wijzen waar het woonwagencen
trum gevestigd zal zijn. Voorts dient Uw raad op grond van artikel 5 van ge
noemde wet te bepalen voor hoeveel woonwagens dit centrum bestemd is. Als U
hiertoe besloten hebt kunnen wij, indien er groepen woonwagenbewoners onze
gemeente binnenkomen, passende maatregelen nemen, omdat het op grond van ar
tikel 10 van de Woonwagenwet, behoudens ontheffing van ons college5 verboden
is standplaats in te nemen buiten een centrum. Dit betekent, dat woonwagens,
die onze gemeente binnenkomen en waarvoor op het aldus aangewezen centrum geen
plaats meer is, kunnen worden doorgezonden naar gemeenten, waar overeenkomstig
eenzelfde verordening nog wel plaats is.
Dat het vaststellen van plaats en aantal urgent is, vloeit mede voort uit
het feit, dat onze gemeente op grond van de Algemene Bijstandswet is aangewe
zen als centrumgemeente, die belast is met de behandeling van bijstandaanvra-
gen van woonwagenbewoners voor het noordelijke gedeelte van onze provincie.
De andere centrum-gemeenten in onze provincie hebben voorzover ons bekend reeds
maatregelen als thans worden voorgesteld, getroffen.
Als plaats waar het woonwagencentrum gevestigd moet worden stellen wij U
voor het bestaande woonwagenkamp aan de Tijnjedijk. Dit kamp zal ook nadat het
overeenkomstig Uw besluit van 13 april 1971 is opgeknapt, niet voldoen aan de
bij of krachtens de Woonwagenwet gestelde eisen. Terzake zullen wij Gedepu
teerde Staten ontheffing vragen. Wij verwachten, dat deze ontheffing voor deze
overgangsregeling wel zal worden verleend. Het te bepalen aantal vroonwagens,
waarvoor het centrum bestemd is ware te stellen op 16. Dit is het aantal, dat
reeds geruime tijd op het kamp aan de Tijnjedijk verblijft en waarvoor momen
teel verbeteringen in het kamp worden aangebracht. Wij menen, dat met dit aan
tal volstaan kan xrorden. In de eerste plaats, omdat onze gemeente zelden
'■-srrv